1905–1944

Op 12 augustus 1944, amper dertien dagen voor de bevrijding van Parijs, werd de 39-jarige Suzanne Spaak in haar cel in de gevangenis van Fresnes (Seine, Val-de-Marne) door een Gestapo-officier geëxecuteerd. Dat was de prijs die ze betaalde voor het redden van Joodse kinderen en haar deelname aan het spionagenetwerk dat de geschiedenis zou ingaan als het Rode Orkest.

Suzanne Spaak stamde uit een welgestelde bankiersfamilie. Ze werd in 1905 in Brussel geboren als Augustine Suzanne Lorge, dochter van wisselagent Louis Lorge. In 1925 trouwde ze met Claude Spaak, toneelschrijver en filmmaker, broer van de socialistische minister Paul-Henri Spaak. Toen in de jaren dertig het fascisme en nazisme oprukten, sloot Suzanne zich aan bij het Comité Mondial des Femmes contre la Guerre et le Fascisme. In mei 1940 trok het gezin Spaak zich terug in het Zuid-Franse Sainte-Maxime.

Vanaf 1941 maakte Suzanne deel uit van de leiding van de Mouvement Nationale Contre le Racisme (MNCR). Ze zette zich clandestien in tegen de Jodenvervolging en vond steun in protestantse middens om Joodse kinderen op te vangen. Zelf moeder van twee kinderen, aarzelde ze niet om grote risico’s te nemen om Joodse kinderen naar veilige oorden te smokkelen.

Maar Suzanne deed meer. Via haar vroegere engagement bij het Wereldcomité van vrouwen tegen oorlog en fascisme had ze in Brussel de communiste Myra Sokol leren kennen. Het echtpaar Sokol bracht haar in contact met het Parijse netwerk van het Rode Orkest, geleid door Leopold Trepper (Leiba Domb), een Poolse Jood en officier van de Sovjet-militaire inlichtingendienst. Trepper had vanaf eind jaren dertig een netwerk opgebouwd in meerdere Europese landen, met reële firma’s als dekmantel, waaronder de regenmantelwinkels ‘Au Roi du Caoutchouc’ en ‘The Foreign Excellent Trench-Coat’, en de import-exportfirma’s Simex en Simexco. Via deze bedrijven legden de spionnen contacten met de Duitse bezetter. Informatie werd doorgeseind via gecodeerde radioboodschappen door zogenaamde ‘pianisten’. ‘Schoenmakers’ zorgden voor valse documenten.

In de nacht van 12 op 13 december 1941 lokaliseerden de nazi’s een zender van het Rode Orkest in Brussel. Bij de inval vonden ze genoeg aanwijzingen om het Brusselse netwerk op te rollen. Daarbij stootten ze ook op de naam van Suzanne Spaak. Op dat moment bevond zij zich in Brussel, waar ze Joodse kinderen hielp onderduiken. In november 1943 werd ze gearresteerd en kort daarna overgebracht naar Parijs, waar het speciaal opgerichte Sonderkommando Rote Kapelle de jacht op het netwerk leidde. Net als andere leden van het Rode Orkest werd Suzanne zwaar gefolterd.

In januari 1944 werd ze ter dood veroordeeld. Gewoonlijk werden de executies uitgevoerd in Duitsland. Maar toen de bevrijding van Parijs naderde, zou Heinz Pannwitz, leider van het Sonderkommando, haar op 12 augustus persoonlijk in haar cel hebben doodgeschoten. Haar lichaam werd anoniem begraven op het kerkhof van Bagneux, onder een bordje met het opschrift: “Une belge” (een Belgische).

In 1985 kreeg Suzanne Spaak postuum de eretitel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’, uitgereikt door Yad Vashem aan niet-Joden die tijdens de Holocaust Joden hielpen overleven.

Bronnen:

● Gilles Perrault, Het Rode Orkest, Toren Boeken, 1983.

● Anne Nelson, La vie héroïque de Suzanne Spaak, Robert Laffont, Parijs, 2018.