Op vrijdag 20 september reikt de Vrije Universiteit Brussel een eredoctoraat uit aan Guy Mortier, de man die met Humo een knoert van een stempel drukte op de Vlaamse pers, politiek en samenleving. Hij trekt straks met gemengde gevoelens naar het Koninklijk Circus. “Ik was blij met de toekenning, en dankbaar. Tot ik doorkreeg dat daar toch weer een toespraak aan vast zou hangen. En een interview. Sindsdien is mijn enthousiasme wat bekoeld.”

We hebben afgesproken op het terras van cafĂ© Gitanes in de Antwerpse wijk Zurenborg, een paar uur voor het opengaat. Hier komt Mortier regelmatig (‘Heel goeie muziek’). Het interview begint een tikkeltje stroef. Guy Mortier heeft de reputatie vrij timide te zijn (“Zou kunnen”), zoekt de belangstelling niet op (“Niet echt, nee”) en voelt geen enkele aandrang om zijn mening over alles en nog wat met de hele wereld te delen (“Jij wel?”). Op hoop van zegen dan maar.

Wat dacht je toen de VUB je belde? Heb je getwijfeld?

Guy Mortier: “Je moet al een hond zijn om zo’n eredoctoraat te weigeren. Maar wat wil het geval (lacht) - nee, natuurlijk was ik blij, en vereerd. Ook al omdat ik het totaal niet verwacht had. Exact tien jaar geleden is me nog zoiets, totaal out of the blue, overkomen, toen ik de Grote Vlaamse Cultuurprijs kreeg. Dat was ook een blijde verrassing. Deep down hoop je toch dat je werk geapprecieerd wordt. Ik vraag me nu al af wat ze over tien jaar gaan bedenken.”

Waarom krijg je het eredoctoraat?

“Wegens maatschappelijk verdiensten, zei de tekst. Nu jij’.

De waarden van de VUB zullen er ook wel wat mee te maken hebben. Kritisch denken, alles in vraag stellen, vrijheid van meningsuiting: voel je daar iets bij?

“Dat zijn natuurlijk ook mijn waarden. Ik heb die wel nooit gekaderd in een levensbeschouwing, zoals het vrijzinnig humanisme, of een instelling, zoals de Vrije Universiteit Brussel; ik heb het vanuit mijn opvoeding, neem ik aan, en wat ik gaandeweg, al lezend en levend, heb bijgeleerd. Voor Humo werken heeft dat alleen maar versneld en duidelijker gemaakt.”

“Elke dag naar de vroegmis, om zeven uur! Jezus, dat was zwaar”

Je komt uit een katholiek gezin. Hoe ben je van je geloof gevallen?

“Ik ben er niet echt afgevallen, jij denkt nu met je VUB-achtergrond natuurlijk meteen aan Saulus, die op weg naar Damascus door de Heer van zijn paard werd gebliksemd (lacht), maar zo ging het niet. Het ging bijna vanzelf, op een bepaald moment was het weg. Mijn moeder was een buitengewoon lieve, zachte vrouw, die bovendien diepgelovig was en mij minstens door een paar examens en moeilijke momenten heen heeft gebeden, want dat kon ze. Haar ouders waren Limburgse boeren, in Berlingen, bij Hoepertingen, en daar bracht ik als kind regelmatig de zomervakantie door. Als het buiten hevig bliksemde en stormde, zat ik als kind met opgetrokken benen op een stoel mee te luisteren naar de litanieĂ«n die gebeden werden om de bliksem buiten te houden, want er was ons op het hart gedrukt dat onze voeten de vloer niet mochten raken. Praktische religie. Van twee kanten afgedekt.”

En op school?

“Elke dag naar de vroegmis, om zeven uur! Jezus, dat was zwaar. En elke zondag naar de vroegmis, de hoogmis Ă©n het lof. Ik aarzel om het te zeggen – hopelijk trekken ze mijn eredoctoraat nu niet in – maar zelfs in mijn eerste jaar aan de universiteit ging ik nog regelmatig naar de avondmis, in een klein kerkje. In de Tiensestraat, kan dat? Voor de rust die daar heerste, maar ook om, mijn moeder indachtig, koortsige smeekbeden ten hemel te sturen voor het welslagen van mijn examens, en zelfs voor FC Beringen, waar ik in die tijd hevig voor supporterde.”

U vroeg, God draaide?

“Niet altijd, helaas. Beringen had voortdurend echte mirakels nodig, en ik kan ook niet alles. Maar het was niet daardoor dat ik van mijn geloof ben gevallen. In mijn eerste jaar aan de universiteit - ik was 17 - kende ik weinig volk, ging ik niet uit en studeerde ik elke dag, al stak ik ook wel wat tijd in het rock-‘n’roll-programma dat ik toen voor de toenmalige BRT mocht maken (de voorloper van het legendarische ‘Schudden voor gebruik’, nvdr). In het tweede jaar werd alles anders: ik maakte vrienden en ontdekte de broederschap van de studentenclubs, de cafĂ©s
 de studievlijt verdween
 Het is geen stichtend verhaal, maar opeens was ook mijn geloof weggevallen. Bijna vanzelf. Heel natuurlijk.”

Je begon als piepjonge student voor de radio Ă©n kort daarna voor Humo te werken.

“Ja, rock-’n-roll was mijn leven, en ik schreef heel graag, liefst volslagen onzin, dus dat was een groot geluk. En dan nog voor Humo mogen werken
 Dat was al van kinds af mijn droom, want we lazen thuis Humoradio. En de Gazet van Antwerpen, waar je niet bepaald rebels van werd, noch vrolijk. Hoewel, geen kwaad woord over ‘Piet Pienter en Bert Bibber’. De andere kranten waren trouwens nauwelijks beter. Maar toen ik hoofdredacteur werd, kwam de informatie me van alle kanten aanwaaien: ineens kwam ik zoveel te weten waar ik geen benul van had, omdat je het hier nergens te lezen of te horen kreeg.”

Guy Mortier

In 1969 werd je hoofdredacteur van Humo. Dacht je toen al: met dit blad wil ik de wereld veranderen?

“Maar neen! Ik wilde gewoon een zo goed mogelijk blad maken, met sterke verhalen en scherpe interviews en swingende stukken, en een ijzersterk popkatern. En humor! Dat engagement is er maar druppelsgewijs ingekomen. Ik weet nog goed: de eerste ’zware’ reeks die ik bracht, handelde over de vele door de USA geïnstalleerde dictaturen in Latijns-Amerika en de onmenselijke verdrukking als gevolg. Voor mij heel nieuw, voor de lezers, nam ik aan, ook.”

De grote interviews en de onderzoeksreportages stonden en staan in Humo altijd tussen de lichtere stukken en de grappige strips.

“Dat was een bewuste keuze. Ik heb er altijd goed over gewaakt om het blad niet te zwaar te maken. Het ‘moeilijker’ werk, laten we zeggen de stukken waar mensen Humo niet meteen voor kochten, beperkte ik in het prille begin eerst tot letterlijk Ă©Ă©n, daarna twee pagina’s per week, en zo zoetjesaan verder. Belangrijke nieuwe informatie waarvan ik vond dat iedereen ze gelezen moest hebben, zette ik vaak in de eerste helft van het blad, zodat je ze alvast tegen zou komen als je doorbladerde naar de populairste interviews en series, die ik soms in deel twee zette. Het ritme was ook heel belangrijk, de opeenvolging van lichte en zwaardere stukken
 en overal humor, natuurlijk.’

Je maakte het blad dat je zelf wilde lezen, waarbij de grootste hoofdzonde saaiheid was.

“Helemaal. Het moest swingen, het moest een plezier zijn om het te lezen.”

De impact van Humo op andere magazines en kranten was groot. Jullie aanpak, gaande van jullie manier van schrijven tot en met die mix van ernst en humor, is alom gekopieerd.

“There’s nothing like the real thing, natuurlijk, maar het is waar. Je kunt het algemene niveau van de kranten en de bladen van toen niet vergelijken met wat ze nu zijn, maar Humo heeft wel de weg gebaand. Alles moest ook altijd zeer goed tot briljant geschreven zijn. En de beste Nederlandse auteurs schreven columns voor ons: Remco Campert, Kees van Kooten, Gerrit Komrij, Jan Mulder,
 ze zaten allemaal bij ons. Dat had een geweldige aantrekkingskracht. Wie in die tijd wilde schrijven, solliciteerde bij Humo.”

“De redactie was een jonge bende die er met geslepen rapier in vloog; we wisten ook alles beter!”

Zelfs kleine dingetjes als (lacht), waar jullie mee zijn begonnen, zijn algemeen overgenomen.

“(Lacht) Ja, dat vond ik leuk. Ik weet eigenlijk nog goed wie met wat afkwam. ‘(Denkt na) bijvoorbeeld is van Jan Antonissen. Duikt ook overal op.”

Humo heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontvoogding van Vlaanderen. Jullie hebben de vinger op veel zere plekken gelegd.

“We hadden ook een zeer grote verantwoordelijkheid. In de jaren tachtig en negentig hadden we algauw gemiddeld 1,3 miljoen lezers. EĂ©n op drie Vlamingen las Humo! Bijna onvoorstelbaar. Het enthousiasme - eerst vooral bij de studenten, daarna volgde de rest - was echt enorm, het stuwde ons vooruit. De redactie was een jonge bende die er met geslepen rapier in vloog; we wisten ook alles beter! En wij wilden een betere wereld! Maar we evolueerden ook. In die tijd lieten sommigen het woord ‘revolutie’ nog wel eens graag vallen in hun stukken. Klinkt stoer, maar ik ben, ook op dat vlak, altijd een aanhanger van John Lennon geweest: ‘But when you talk about destruction, don’t you know that you can count me out’. Daar hebben we dan op een bepaald moment eens over vergaderd en we zijn ermee gestopt. Want wat was dat dan, die revolutie? En wat kwam erna?”

Op andere vlakken bleven jullie met scherp schieten. Ik herinner me de cover bij jullie eerste reeks over de bende van Nijvel: een rijkswachter met een bivakmuts. 

(Steekt een vinger op) “Dat was ik dus. Die foto is hier achter de hoek gemaakt, door Herman Selleslags - hij woonde twee huizen verder. De nacht voor die Humo verscheen heb ik wel even liggen daveren in mijn bed. Ik dacht: ben ik nu niet te ver gegaan? Ze weten me echt wel wonen. Maar het was wel een goeie cover, voor een ophefmakende serie. Nu, wat we ook brachten: het doel was altijd de waarheid te brengen, en dat heeft meer dan eens tot grote woede geleid. Ook in regeringskringen, en op de BRT.”

Hoe reageerden the powers that be?

“Wat konden ze doen? Op een bepaald moment mochten de CVP-ministers van hun partijtop geen interviews meer geven aan Humo. We waren te kritisch geweest voor de partij. Maar dat heeft niet lang geduurd, hoor. Ons kon het niet schelen, en zij sneden in hun eigen vel en kwamen al gauw weer aanzetten. Wilfried Martens heeft me dat veel later nog verteld: ook toen hij al vaak eerste minister was geweest, had hij geen idee wat Humo eigenlijk was en voorstelde, hij besefte pas laat hoeveel mensen hij via ons kon bereiken. Leo Tindemans deed ook altijd geweldig moeilijk. Had een enorme hekel aan Humo en weigerde elke vraag om een interview. Pas vlak voor de Europese verkiezingen van 1979 stond hij toch ineens een interview toe. Jean-Pierre Van Rossem, trouwens een uitstekende interviewer, maakte daar een zeer goeie ‘Humo Sprak Met’ van, die zo uitgebreid was dat ik hem in twee delen gepubliceerd heb - maar wel nà de verkiezingen (lacht hartelijk) Hij had het niet trouwens niet nodig, zo bleek, want hij haalde meer dan 900.000 stemmen. Tja.”

Van de toenmalige uitgeverij kreeg Humo ook veel tegenwind tijdens de rebelse jaren?

“Onze uitgever, de familie Dupuis, was gelukkig Franstalig, ze konden Humo gewoon niet lezen. Behalve Ă©Ă©n schoonbroer, RenĂ© Matthews, die regelmatig in razernij uitbarstte bij wat hij allemaal las, en zich met hand en tand tegen onze progressieve lijn verzette. Ik moest regelmatig naar het hoofdkwartier in Marcinelle, om de zweep over mij heen te krijgen. Die Matthews schreef zijn oekazes meestal met potlood op de achterkant van gebruikte enveloppes – ze waren notoir zuinig daar - en op een bepaald moment kregen we het verbod ooit nog zelfs maar de naam Gerard Reve te vermelden, vanwege het Ezelsproces (een rechtszaak tegen de schrijver wegens zogenaamde godslastering, nvdr). Hij paste achter onze rug zelfs regelmatig teksten aan die hem niet bevielen, wat we pas merkten als de Humo gedrukt was, en zelfs beelden: op een foto in de TTT-pagina’s van Paul McCartney met zijn babydochtertje hadden ze een zwart balkje over haar blote buikje geplakt — die stijl.

Nochtans was Humo een melkkoe voor hen.

“O ja! De miljoenen rolden binnen, en ondanks alle gedreig en gemopper over goddeloosheid en links gestook ging hun portefeuille toch vóór hun religieuze principes. De oplage bleef ook maar stijgen, en de advertentiepagina’s bleven maar toestromen! Op een bepaald moment moest ik zelfs vechten om elk groot stuk met een dubbele pagina te mogen openen, toch een minimum – ze wilden overàl advertenties.”

Je kreeg vaak de zweep over je heen, maar echt bloed is er nooit gevloeid. Na de aanslag bij Charlie Hebdo zei huistekenaar Kamagurka dat hij geen zin had om te sterven voor een cartoon over Mohammed.

“Die aanslag was verschrikkelijk, en ik snap Kama. Je hebt te doen met mensen die extreem onredelijk zijn: dan moet je niet tĂ© dapper willen zijn. Niet dat het iets goedpraat, maar ik moet zeggen: in mijn voortdurende, vaak wanhopige zoektocht wereldwijd naar grappige cartoons en strips heb ik in Charlie Hebdo nooit iets gevonden dat ik geschikt of gewoon geestig genoeg vond om in Humo te zetten. Technisch virtuoos, maar uitsluitend gericht op shockeren. Waar bleef de humor ? Maar nogmaals: daar moet je niet voor afgemaakt worden. En het heeft ook daarbuiten desastreuze gevolgen gehad voor de vrije meningsuiting’.

De tenen zijn langer geworden. Zou je bepaalde grappen vandaag niet meer publiceren?

“(Denkt lang na) De regel is nog altijd: als het geestig is, moet het kunnen, maar de wereld is natuurlijk veranderd. Nu, het gaat erom of het geestig was Ă©n kon toen we het publiceerden. Humo heeft trouwens altijd veel soorten getekende humor gebracht: Ever Meulen, Kamagurka, Herr Seele, Jeroom, Jonas Geirnaert, Hugo Matthysen, Peter van Straaten, Gummbah, en ik vergeet er: ze zijn allemaal anders, maar allemaal topniveau. Mensen met talent zullen het altijd op een goede manier kunnen brengen, denk ik.” 

“Zelf blijf ik weg van de sociale media, ik wil niet ziek worden”

De oplages van kranten en magazines kalven jaar na jaar af. Gaan we naar een wereld zonder kritische pers?

“Dat zou een ramp zijn. De wereld dreigt nu al een pretpark te worden voor complotdenkers, leugenaars, fake news-verspreiders, oplichters. Wie zal ons de feiten nog laten zien en ons helpen alles naar waarheid te kaderen?” 

Jonge mensen zijn het niet gewend om voor informatie te betalen. Wat is je boodschap aan hen?

‘Zoek je informatie bij betrouwbare titels, er zijn zoveel aanbiedingen en kortingen, investeer in een abonnement, het hoeft echt niet veel te kosten. Ga in een bibliotheek zitten en lees alle kranten en bladen van over de hele wereld gratis! Lees boeken! En kijk tussendoor toch maar eens naar het Journaal. Maar nu klink ik wellicht zo oud als ik ben. Jongens toch, wil je nu echt afhangen van een onbetrouwbaar ding als het internet? Zelf blijf ik weg van de sociale media, ik wil niet ziek worden. Als ik merk hoe de feiten zoveel mensen gewoon niet meer lijken te interesseren
 ‘Alternative facts’, de term alleen al! Trump, die nagel aan mijn doodskist! Ik was zooo blij toen hij de vorige verkiezingen verloor en we hem toch eventjes wat minder in ons gezicht geduwd kregen. Dat de journaals en de kranten elke tweet van die zot en elke van de pot gerukte uitspraak van hem vier jaar lang in beeld brachten of prominent afdrukten, vind ik trouwens niet kunnen. ‘Leuke content’, jaja. Daar moeten ze toch eens goed over nadenken.”

Nu je zelf over je doodskist begint: je bent fysiek en mentaal nog zo scherp als een knipmes, maar denk je soms al aan het einde? Zelfbeschikking is nog zo’n waarde bij de VUB.

“Eigenlijk zeer weinig. Bijna nooit. Maar ik weet wel dat ik eindelijk mijn euthanasiepapieren eens in orde moet brengen, Ik ken en waardeer Wim Distelmans zeer, en ben een paar jaar geleden ook al met mijn vrouw bij LEIF langs geweest, want ik wil absoluut alles geregeld hebben. Die papieren kom ik regelmatig tegen als ik in mijn bureau aan het rommelen ben, en dan denk ik telkens weer: die moet ik echt eens invullen. Wel, ik beloof je: ik doe het deze week.”

Wat denk je, ga je het einde van de papieren Humo nog meemaken?

“Wat een rotvraag. Ik hoop van niet.”

Lang leven?

“Of tijdig sterven, natuurlijk (lacht)”.

Bio Guy Mortier

Guy Mortier (Mol, 1943) studeerde Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1961 begon hij als freelancejournalist bij Humo. Hij was er hoofdredacteur van 1969 tot 2003 en na zijn pensioen, nog tot 2010, creatief directeur. Hij bedacht een hele reeks succesvolle nieuwe rubrieken en redactionele formules voor het blad en lanceerde heel wat jonge schrijftalenten en tekenaars/cartoonisten. Humo was van meet af aan nauw verbonden met het dubbelfestival Torhout/Werchter (nu Rock Werchter), dat Mortier ook 20 jaar lang presenteerde. Hij lanceerde evenementen zoals Humo’s Rock Rally, Humo's Pop Poll Avonden en Humo’s Comedy Cup. Op de radio werd hij bekend als panellid van 'De Taalstrijd' en 'De Perschefs', op televisie van 'Alles kan beter' en een rubriek in 'De laatste show'.