Annick Hubin is professor in de Ingenieurswetenschappen en hoofd van de onderzoeksgroep Sustainable Materials Engineering. Op 1 oktober gaat ze na 42 jaar aan de VUB met pensioen. Naar aanleiding van Gender Equality Week deelt ze tijdens een TechTransfer Talk haar inzichten over de link tussen academie en industrie. In dit gesprek deelt ze haar ervaringen als powervrouw in een STEM-richting: “Mijn competenties zijn belangrijker dan het feit dat ik een vrouw ben.”  

Ook ingenieur worden? Dat doe je aan de VUB!

De VUB-carrière van Annick Hubin begon in 1978, toen ze als een van de weinige vrouwelijke studenten aan de opleiding Ingenieurswetenschappen begon.  

Annick Hubin: “We waren toen met drie of vier op een totaal van 100. Ondanks dat ik in het middelbaar een goede studente was in de toenmalige richting Latijn-Wiskunde, vroegen veel mensen of ik wel aan die studie zou beginnen als vrouw. Dat heeft me toen getriggerd en ik heb er nooit spijt van gehad.”  

“Na mijn master ben ik als doctoraatsstudent begonnen op een onderzoeksproject samen met een bedrijf. Mijn idee was om daarna een job te zoeken in de industrie, maar door een samenloop van omstandigheden was er de mogelijkheid om op tamelijk jonge leeftijd de positie van prof te krijgen. Sindsdien ben ik fel betrokken bij alles wat met de faculteit IR te maken heeft.”  

Je werd in 2012 de eerste vrouwelijke decaan aan een Vlaamse faculteit Ingenieurswetenschappen. Hoe sta je daar tegenover? 

“Heel positief en een beetje fier. Ik heb in de faculteit nooit ondervonden dat er een negatieve attitude was naar vrouwelijke collega’s toe. Niet als professor, noch naar mijn leiderschapsstijl. Mijn collega’s, zowel de vrouwelijke als de mannelijke, hebben mij altijd naar waarde geschat. Het is wel nog altijd zo dat we in de ingenieurswetenschappen een probleem hebben om vrouwelijke studenten te rekruteren. We zitten niet op de 50/50 van andere faculteiten.” 

En waaraan ligt dat? 

“Dikwijls zijn het de ouders die argwanend zijn. Tijdens infodagen moest ik eerder de ouders overtuigen dat een ingenieursstudie absoluut geschikt is voor vrouwen dan de studentes zelf. Natuurlijk moet je wel de juiste vooropleiding volgen in het middelbaar om aan die studie te beginnen: STEM. En daar zouden meisjes meer aan zichzelf twijfelen dan jongens. Het hangt ook af van de specialisatie. In de opleiding Burgerlijk Ingenieur-architect is de genderbalans beter. In onze opleiding Industrieel Ingenieur is die heel slecht. In de Ingenieurswetenschappen zitten we aan 25% vrouwelijke studenten en dat is te weinig.” 

“Een tweede reden: er heerst nog altijd het beeld van een ingenieur die rondloopt op de werf met laarzen en een helm. Er zijn er die dat doen, ook vrouwelijke ingenieurs, maar het ingenieursberoep is veel breder en rijker dan dat.” 

“Als ik mij een excuustruus voel, doe ik niet meer mee” 


Dus eigenlijk wordt al heel vroeg in het leven van meisjes gezegd dat het niks voor hen is? 

“Ik weet niet of het nog zo extreem is. Ik heb zelf twee dochters en die hebben andere studierichtingen gekozen. Maar ik had toen niet de indruk dat meisjes die ingenieursstudies wilden beginnen erop aangesproken werden. Ik hoor ook wel van collega’s: het is een fantastisch interessante maar moeilijke opleiding, en ik meen dat onderzoek uitwijst dat meisjes minder zelfvertrouwen hebben dan jongens, zeker op die leeftijd. Maar het is juist zo fantastisch dat je bepaalde gevoeligheden als vrouw onder de aandacht kan brengen. En dan zie je ook dat je mannelijke collega’s daaraan willen meedoen.” 

“Het enige wat ik een beetje lastig vind voor alle vrouwelijke proffen in de faculteit, is dat wij door alle genderregels in commissies en dergelijke heel zwaar bevraagd zijn om dat deel van de job te doen. Er zijn nog altijd meer mannelijke dan vrouwelijke proffen, zeker in de hogere graden. Dus wij worden veel gevraagd voor doctoraatsjury’s en commissies en dat weegt soms. Ik doe dat allemaal heel graag en wil zeker mijn steentje bijdragen. Maar als ik mij een excuustruus voel, doe ik niet meer mee. Als ze mij vragen omwille van mijn competentie en omdat ik bovendien een vrouw ben: ok. Mij enkel vragen omdat ik een vrouw ben, vind ik niet positief. Verder heb ik er geen negatieve gevoelens over.” 

Tijdens Gender Equality Week deel je tijdens een TechTransfer Talk je inzichten over verbinden tussen academie en industrie, samen met collega Anneke Hunninck. Kan je daar wat meer toelichting over geven? 

“Aan de faculteit Ingenieurswetenschappen is de link met de industrie er op een evidente manier. Wij doen ook veel bilateraal onderzoek, rechtstreeks met bedrijven. Mijn collega’s en ik hebben voeling met de industrie en op congressen en studiedagen zullen wij de toepasbaarheid van ons onderzoek in de verf zetten. Maar als je op een bepaald moment een bedrijf wil overtuigen, moet je iemand hebben die dat ook kan bekijken vanuit de business spirit. Ik zit niet in een ivoren toren, maar ben daar niet voor opgeleid. Dus enkele jaren geleden, in de context van de IOF (Industrieel Onderzoeksfonds) projecten, hebben we een business developer aangetrokken in de groep en heel bewust gekozen voor iemand met een rijke ervaring in de industrie. Het is een vrouw, maar dat was geen voorwaarde.” 

Het gaat om haar competenties. 

“Het gaat écht om haar competenties. Zij heeft twintig jaar als ingenieur in de industrie gewerkt in verschillende jobs, verschillende aspecten ook van de job. Ik kende haar als oud-studente en had haar voorgedragen als fellow van de faculteit omwille van haar positie in de industrie. Zo hebben we mekaar beter leren kennen en zijn we tot het inzicht gekomen dat we zeer complementair zijn. Een bedrijf gaat geen onderzoek financieren om ons plezier te doen, zij willen daar de meerwaarde van zien. Als onderzoeker zie ik dat op lange termijn, zij vertaalt dat naar de korte termijn en weet wat de criteria zijn in de industrie. Zij heeft ook een heel breed netwerk en kan nieuwe deuren openen. Die competentie heb ik als onderzoeker niet.” 

“We willen niet het aspect vrouw zijn in de verf zetten, wel onze competenties” 


En hoe kadert dat aspect in Gender Equality Week? 

“Omdat ik toch een bepaalde positie heb in de faculteit en voorzitter ben van een grote onderzoeksgroep, en zij onze vrouwelijke business developer is. We willen niet het aspect vrouw zijn in de verf zetten, wel onze competenties. Dat probeer ik altijd te doen. Ik wil ook niet ontkennen dat ik een vrouw ben he, ik vind het net een meerwaarde als ik merk dat wij ten opzichte van mannelijke collega’s de zaken anders benaderen. Dat is juist de rijkheid ervan.” 

Power ladies van de faculteit Ingenieurswetenschappen

Powervrouwen van de Ingenieurswetenschappen

Kan je daar een voorbeeld van geven? 

“Een van de dingen die ik tamelijk systematisch ben beginnen doorvoeren als decaan, is het moment van vergaderen. Toen ik als junior prof begon aan de faculteit, startten facultaire vergaderingen meestal om 17 of 18 uur en duurden vaak tot 19 of 20 uur. Ik had toen jonge kinderen, eerst hier in de kribbe en later op school, en dat was altijd een hel qua organisatie. We streven nu zoveel mogelijk naar vergaderingen tijdens de ‘normale’ werkuren.” 

“Vandaag zijn ook de mannelijke collega’s daar heel blij mee, want zij willen ook hun kinderen gaan afhalen op school. Ik zie ook dat jonge, mannelijke collega’s daar nu veel meer mee bezig zijn, en als ze vader worden ook ouderschapsverlof willen. Voor mij is dat evident, je hebt een evenwichtige work-lifebalance nodig. Ik heb altijd veel gegeven voor de VUB, maar heb nooit enkel voor de VUB willen leven. En ik vind dat het nu veel meer ingeburgerd is.” 

Dus die zaken kunnen naast elkaar bestaan? 

“Niet evident, het is zeker moeilijk combineerbaar als je kleine kinderen hebt, maar het moet kunnen wat mij betreft. Mijn dochters zijn ondertussen het huis uit, maar dat betekent niet dat ik alleen nog maar VUB-dingen doe. Ik kan niet goed presteren als ik alleen maar werk, ik heb ook andere interesses. Na een weekend moet je uitgerust zijn. Dat wil niet zeggen dat ik eens niet wil werken in het weekend, maar niet continu.” 

“We zitten met een problematiek van burn-outs, niet alleen aan de VUB maar in heel de maatschappij. Het is voor een stuk ingegeven door prestatiedrang. Voor mij kan je dat alleen maar onder controle houden als je naast je professionele leven ook een rijk privéleven hebt. Op welke manier dan ook. Je moet niet alleen denken aan je privéleven in termen van voor je kinderen  zorgen, je moet ook voor jezelf zorgen.” 

Binnenkort zit het er voor jou officieel op aan de VUB. Ga je ook echt stoppen met werken? 

“Nee, maar ik wil niet verder doen zoals ik nu bezig ben. Ik wil de stoel vrijmaken voor opvolging en die persoon moet zich ‘in charge’ kunnen voelen. Ik had nog twee jaar verder kunnen doen en zou dat met plezier gedaan hebben, maar ik zou me dan te veel de schoonmoeder gevoeld hebben en dat wil ik zijn niet in deze context.” 

“Ik ga zeker nog de doctoraten waar ik bij betrokken ben mee begeleiden als copromotor en beperkt lesgeven, en wellicht ook nog iets doen voor de faculteit. Maar ik zal niet meer de spreekbuis zijn van de onderzoeksgroep, geen nieuwe projecten meer introduceren en geen nieuwe doctoraten begeleiden. Voor een beetje wijze raad zal ik er wel altijd zijn (lacht). Het tempo moet ook een beetje naar beneden, want ik voel wel dat het heavy is bij momenten.” 

Ben je niet bang voor het zwarte gat? 

“Eigenlijk niet, want dat is wat ik net wilde zeggen: ik heb een rijk en interessant privéleven en heb al plannen. Zo wil ik al heel lang Italiaans leren en dat ga ik nu eindelijk doen. Wellicht ook nog een nieuwe hobby en misschien vrijwilligerswerk, maar wel iets waar ik toegevoegde waarde in heb. Wie weet wiskunde geven in een lagere of middelbare school. Of in een bibliotheek gaan voorlezen voor kinderen. Plus, ik ben eind vorig jaar voor het eerst grootmama geworden. Geen tijd voor het zwarte gat!” 

Geniet ervan! 

De VUB-loopbaan van Annick Hubin 

  • 1983: afgestudeerd als scheikundig ingenieur
  • 1985: afgestudeerd als metallurgisch ingenieur
  • 1991: professor geworden na eerstaanwezend assistentschap
  • 2007: voorzitter vakgroep META
  • 2008-2022: voorzitter onderzoeksgroep SURF
  • 2010-2012: vicedecaan faculteit IR
  • 2012-2016: decaan faculteit IR
  • 2016-2018: vicedecaan faculteit IR
  • 2022-: voorzitter grote onderzoeksgroep SUME (Sustainable Materials Engineering)
  • 2019-: academisch directeur faculteit IR 

Ben je geboeid door techniek en innovatie? 

Kies voor een opleiding in de Ingenieurswetenschappen aan de VUB en word een maker, innovator, maar vooral ook een echte probleemoplosser.

INGENIEUR WORDEN? AMBITIEUS PLAN!