Zijn wetenschappelijke vorming begon in het dorp van zijn jeugd en zal daar ook eindigen. Hugo Thienpont werd geboren in Gooik, studeerde in 1984 af als Burgerlijk ingenieur in de toegepaste natuurkunde aan de VUB, haalde zes jaar later zijn doctoraat en werd in 1994 professor. Nu heeft hij zijn laatste jaar als vicerector Innovatie en Valorisatie achter de rug. “Allemaal aan de VUB. Ik heb niets anders gekend dan de VUB."
Hoe ben je gefascineerd geraakt door wetenschap?
“Ik was als kleine jongen van een jaar of vijf gegrepen door sciencefictionseries als Star Trek, Voyage to the Bottom of the Sea, UFO …. Daar zag je draadloze telefoons, computers, lasers, raketten, robots… dat fascineerde mij ongelooflijk. Ik wilde uitvinder worden. Maar ja, uitvinder, daar bestaat geen diploma voor. Ingenieur kwam het dichtst in de buurt.”
Kom je uit een wetenschappelijk milieu?
“Nee, in tegendeel, mijn vader was een fruitkweker en mijn moeder werkte mee in het fruitbedrijf. Ik werd wel gestimuleerd door mijn ouders. Mijn moeder was geïnteresseerd in alles wat te maken had met wetenschap en natuur. Zij nam mij mee naar de bibliotheek. Ik kwam op dat gebied niets tekort. Als ik zin had in een boek, dan kochten ze dat boek voor Hugo. Ik herinner mij een toenmalige, heel bekende vulkanoloog, Haroun Tazieff, die een voordracht kwam geven op het atheneum in Halle; mijn moeder nam mij 's avonds mee om te gaan luisteren.
Mijn vader wilde eigenlijk maar één ding: dat ik goed studeerde. Hijzelf wilde als jonge kerel apotheker worden, maar mocht dat niet van zijn ouders. Dus na zijn secundaire school moest hij van school. Daarom wilde hij echt dat zijn zoon verder studeerde. Welke studie, dat was voor hem nog wel even de vraag. Hij wilde niet dat ik ingenieur ging worden. Hij vond dat je een zelfstandig beroep moest hebben; dokter of veearts of apotheker, zoiets, maar zeker geen ingenieur. Tot een vriend die zelf architect was, hem op andere gedachten bracht.
“Onze Hugo wil ingenieur worden”, legde mijn vader hem voor, “hoe kun je zo dom zijn om zoiets te willen?!” “Maar Marcel”, reageerde zijn kameraad, “dat zijn de moeilijkste studies die er zijn! Als hij dat kan, krijgt hij gemakkelijk werk en heeft hij waarschijnlijk een hele mooie carrière.”
Daarmee was de kous af. Ik mocht ingenieur studeren. Wat een opluchting!”
“Toen ik zei dat onze onderzoeksgroep moest gaan samenwerken met de bedrijfswereld, protesteerde onze vakgroepvoorzitster. Jij bent onze onderzoeksgroep aan het verhoeren”
Hoe kwam je op bij Fotonica terecht?
“Net wanneer ik ging beginnen aan mijn studies, riep Professor Roger Van Geen, de latere rector, een nieuwe studierichting in het leven: Toegepaste Natuurkunde. En dat was exact wat ik wilde. Ik zat bij de eerste lichting en er waren eigenlijk twee belangrijke studiedomeinen: kernfysica en optica. Die richting ging ik doen: lasers en hologrammen. De sciencefiction werd werkelijkheid! Spectaculair, ... maar we kregen hoofdzakelijk les van theoretische natuurwetenschappers.
De enige kans om daar een toegepaste wetenschap van te maken, was door zelf de handen uit de mouw te steken. Gelukkig richtte Van Geen ook het departement Toegepaste Natuurkunde op met als hoofddoel onderzoek te verrichten met licht. Hij nam mij daar aan als zijn eerste assistent. We zijn met lege kantoren en kasten en laboruimten begonnen... In de jaren 90 hebben we het onderzoeksdomein optica verbreed naar fotonica. Optica bestudeert de interactie van licht en materie; fotonica is de technologie die gebruik maakt van die unieke lichteigenschappen om nieuwe toepassingen in het leven te roepen en door deze innovatie een hogere levenskwaliteit te creëren .
Uiteindelijk werd Prof. Van Geens’ initiatief een succes, hoewel dat niet verwacht werd. Op een bepaald moment verkondigden Belgische industriëlen in het toenmalige tijdschrift Technivisie dat ze van de universiteit verwachtten om breed gevormde ingenieurs af te leveren, en geen fotonica-specialisten. Daarmee pleitten ze tegen een masteropleiding Fotonica die wij toen wilden oprichten. Toen wij toch doorzetten met het idee om fotonica-ingenieurs te vormen kreeg ik kort daarna van diezelfde industriëlen de vraag naar een lijst met fotonica-studenten die bij ons waren afgestudeerd. Ik herinnerde hen eraan dat ze kort daarvoor nog beweerd hadden ze niet nodig te hebben. Helaas, zei ik, al deze toppers worden nu mijn doctoraatsstudenten met wie we een nieuwe onderzoeksgroep oprichten: Brussels Photonics, kortweg B-PHOT.“
“De VUB is veel meer een innovatie-universiteit dan iets anders”
Een grote stap vooruit in de tijd. Wat was je belangrijkste voornemen toen je in 2018 aantrad als vicerector?
“Ik had voor mezelf drie hoofdopdrachten vooropgesteld. De eerste was om onderzoekers van de VUB veel nauwer te betrekken bij de noden van de maatschappij. Dus ook door toegepast onderzoek voor de industrie meer in de schijnwerper te plaatsen.
Geloof me, ik heb niks tegen fundamenteel onderzoek. Dat heb je absoluut nodig om de sprong naar toegepast onderzoek te maken en toegepast onderzoek heb je weer nodig als trampoline naar industrieel onderzoek, waarmee je impact hebt op de maatschappij. Maar tot dan toe stond dat toegepast onderzoek helemaal niet hoog aangeschreven in onze academische wereld en dat moest dus hoogdringend veranderen. Academy had to meet industry and society.
Mijn tweede doel was de onderzoeksgroepen te begeleiden naar de grote potten geld van de Europese Commissie. De onderzoeksfinanciering aan de VUB was destijds zeer beperkt, en is dat nog. Wil je dus toponderzoek verrichten moet je de centen halen waar ze zitten. Toen we het Vicerectoraat Innovatie en Industriële Valorisatie zijn gestart, haalden VUB onderzoeksgroepen samen ongeveer vier miljoen per jaar uit Europese projecten binnen. Vandaag is dat bedrag opgelopen tot twintig miljoen per jaar.
Nummer drie was een betere toegepaste onderzoeksinfrastructuur. De top van de innovatiegroepen van de VUB kon alleen maar verder groeien door in te zetten op eigen zware onderzoeksapparatuur en pilootlijnen. Als je dat niet hebt, kun je niet meedraaien in toegepast onderzoek en met de industrie op Europees niveau en zeker niet op wereldniveau. Dan ben je afhankelijk van de goodwill van je externe collega’s voor toegang tot hun apparatuur en die is eindig.
Ik denk dat we in alle drie geslaagd zijn…”
Hoe belangrijk is innovatie en valorisatie voor de VUB?
“Het zal de meeste mensen verbazen, maar de VUB is veel meer een innovatie-universiteit dan iets anders. Onze belangrijkste onderzoeksgroepen - ongeveer een twintigtal – investeren zwaar in innovatie, maar dragen ook fundamenteel onderzoek hoog in het vaandel. Die combinatie zorgt ervoor dat je de kritische massa hebt om voldoende financiering binnen te halen om jarenlang voort te kunnen werken zonder dat je telkens een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt. Dat zijn vorsers die durven ondernemen en investeren, en een lange termijn visie durven uitbouwen.“
“Ondernemen zit misschien meer in je DNA dan in het onderwijs dat je hebt gehad”
Ben je dan een wetenschapper of een ondernemer?
“Zelf ben ik in de eerste plaats ingenieur, maar wel een ondernemende ingenieur. Dat ondernemen zit misschien meer in je DNA dan in het onderwijs dat je hebt gehad. In essentie maak je het verschil door strategisch te denken en te plannen. Je moet durven risicovol te investeren, te bouwen en te groeien. Met gepassioneerde medewerkers kun je dan impact creëren. Je moet ownership nemen en niet verwachten dat de VUB al je problemen gaat oplossen. De VUB zal je natuurlijk wel ondersteunen in je initiatieven maar wacht niet op anderen om financiering, onderzoeksinfrastructuur, of medewerkers voor jou te gaan zoeken. Neem de zaken zelf in handen.”
Is er een groot verschil tussen de onderzoeker Hugo Thienpont en vicerector Hugo Thienpont?
“Ja, toch wel. Ik heb eerst jarenlang als onderzoeker gewerkt, in mijn eigen onderzoeksgroep. Het duurde ettelijke jaren voor ik besefte dat als we op internationaal niveau van betekenis wilden zijn, iemand de leiding moest nemen en een langetermijnstrategie uitdenken. Op dat ogenblik moet je de onderzoeker in jezelf wegcijferen en die leidersrol opnemen, of je blijft aanmodderen.”
En dat is ook mijns inziens de taak van een vicerector! Een impactvolle vicerector denkt aan de strategie. Hoe kunnen wij groeien? Waar moeten we investeren? En hoe kunnen wij de strategie uitrollen en het toekomstplan succesvol implementeren? Een vicerector zou zich eigenlijk niet mogen bezighouden met micro-management en de dagelijkse taken. Dat doet de dienst TechTransfer onder leiding van haar directeur.”
Dat doet bij sommige wetenschappers pijn. Hoe was dat bij jou?
“Dat doet absoluut pijn. Neem nu de labo's. Je hebt tien jaar lang gevochten om ze uit te rusten met de beste apparatuur, je kent alle knopjes en subtiliteiten om de experimenten te doen... als je daar afstand van moet nemen, schuurt dat. Aan de andere kant wordt dat gecompenseerd doordat je met de bigger picture bezig kan zijn. Door zelf als 'wetenschapper in het labo' een stap terug te zetten, kon ik meer hooi op mijn onderzoeksvork nemen en een groep van vorsers uitbouwen, hen dagelijks bijstaan en zo meer impact in het onderzoeksdomein creëren .”
Voor sommige richtingen, bijvoorbeeld Letteren en Wijsbegeerte, is valorisatie niet zo voor de hand liggend. Hoe pak je dat aan?
“5 à 10 jaar geleden was dat inderdaad zo. Vandaag ligt dat anders. Humane en sociale wetenschappen kun je even goed valoriseren. Neem het Strategisch BasisOnderzoek van de Vlaamse overheid: tot voor kort waren dat fondsen voor natuurwetenschappelijke en technologie, maar nu bestaan zij ook voor maatschappelijk geörienteerde onderzoeksprojecten.
Ook vanuit de Europese Commissie wordt maatschappelijk georiënteerde innovatie sterk gestimuleerd. Technologie heeft immers een maatschappelijke impact en die moet onderzocht worden. Dus als je vandaag een fondsaanvraag voor een Europees project indient, is het ook voor humane en sociale wetenschappelijke onderzoeksgroepen een goed idee om de impact van technologie in kaart te brengen. Daarom zou ik willen zeggen aan alle onderzoeksgroepen uit de humane en sociale wetenschappen: alsjeblieft, blijf niet bij de pakken zitten. Zorg ervoor dat je mee op de kar springt van die EU-projecten.”
“Je moet ownership nemen en niet verwachten dat de VUB al je problemen gaat oplossen”
Voor een groot aantal wetenschappers is commercialisering een vies woord. Hoe overtuig je die?
“Tja, dan moeten ze hun eigen credo volgen en ook niet meer kopen wat er commercieel wordt aangeboden, hè? Mobilofoons, computers, smartwatches, zonnepanelen, medische sensoren...dat zijn allemaal vruchten van onderzoekers wier kennis vermarkt werd.
Belangrijk om weten is dat wij een universiteit zijn en wij door het decreet van onze overheid niet gemachtigd zijn om producten op de markt te brengen of te commercialiseren. Dat heeft ook te maken met productaansprakelijkheid. De eigenlijke vraag is of je je onderzoekszelfstandigheid verliest door met bedrijven samen te werken. Toen ik destijds zei dat onze onderzoeksgroep moest gaan samenwerken met de bedrijfswereld, protesteerde onze vakgroepvoorzitster. “Jij bent onze onderzoeksgroep aan het verhoeren”, klonk het. Dat waren haar letterlijke woorden. Maar dat deden we en doen we echt niet. In de eerste plaats neem je alleen maar onderzoek aan waar je zelf achter kan staan, dat relevant is voor de maatschappij en dat in lijn ligt met je expertise en interesse. Bedrijven mogen nog met zoveel zakken geld komen aanzetten, als je dat onderzoek niet wenst te doen, of er geen expertise in hebt, dan doe je het gewoon niet.”
Je eigen onderszoeksgroep B-PHOT heeft een laboratorium neergezet in het dorp Gooik, waar je bent opgegroeid. Trots?
“Wel, eerst wil ik het verhaal vertellen hoe we daar zijn terecht gekomen. Ik had financiering voor zware onderzoeksapparatuur binnengehaald, maar op de VUB was er geen plaats om die te huisvesten. Dus moesten we op zoek naar een eigen plek. Brussel met zoveel verkeer en bouwwerken was niet ideaal; we zochten een locatie die trillingvrij was. In de fotonica werken we immers op de nanometer precies. Daarnaast vond ik dat we in de rand van Brussel prominenter aanwezig mochten zijn. En dan niet aan de kant van Leuven, waar de KU Leuven zetelt, maar aan de westkant, die van de VUB. Gooik was een oplossing naar ieders tevredenheid. Bovendien was de grond er goedkoper.
Totdat er een anonieme mail bij rector Paul De Knop binnenkwam, met als boodschap dat Thienpont zich op ingenieuze wijze persoonlijk aan het verrijken was. Men heeft vervolgens de aanpak van ons initiatief helemaal doorgelicht en dat bleek allemaal perfect in lijn te zijn met de wettelijke voorschriften.
Dat is alweer vijftien jaar geleden. Ondertussen hebben wij in Gooik een hele onderzoekscampus uitgebouwd die regelmatig uitgebreid wordt.“
Hoe ziet je toekomst eruit?
“Mijn officiële emeritaat als professor is binnen drie jaar. Maar ik zou daarna graag nog een beetje doorgaan. Ik sta nu het vicerectoraat Innovatie met plezier af aan mijn collega Prof. Peter Schelkens, die dat op een schitterende manier gaat voortzetten. Hij is de perfecte persoon op de juiste plaats, daar ben ik van overtuigd.
Zelf ga ik terug naar mijn onderzoeksgroep B-PHOT. Terug van nooit weggeweest. Ik ben altijd directeur van de onderzoeksgroep gebleven. Die functie wilde ik niet laten varen tijdens mijn vicerectoraat. Ik heb dus dubbel gelopen. Eigenlijk haat ik byebyes (lacht).”
4 successen van het vicerectoraat Innovatie & Valorisatie
1. “We hebben heel wat onderzoeksgroepen kunnen laten groeien door ze mee te laten dingen naar Europese financiering. We hebben ze een internationale smoel gegeven door te zeggen: de VUB-financiering is te klein, de Vlaamse financiering is te klein, ga op Europees niveau. We zijn van 4 naar 20 miljoen euro per jaar gegaan. Per onderzoeker is de VUB de nummer één in Europa als het gaat om geld binnenhalen van de Europese Commissie.”
2. “De hervorming van de industriële onderzoeksfondsen. We hebben ervoor gezorgd dat mensen kunnen instappen als starter, als consolidator of als advanced innovatiegroep, elk met duidelijk afgelijnde en gepaste innovatie financiering. Daardoor kunnen deze groepen naargelang hun innovatieniveau elk op hun niveau business developers en post-doc onderzoekers in dienst nemen om de link naar de industrie te maken. Dat is een heel belangrijke geweest.”
3. “VUB Foundation, een idee van ere-rector Paul De Knop. Daardoor hebben we schenkingen, leerstoelen, en legaten kunnen aantrekken. Voorbeelden zijn schenkingen voor kankeronderzoek, of een nalatenschap waarmee een leerstoel wordt opgericht. Leerstoelen worden daardoor belangrijke onderzoeksinstrumenten met een heel andere financiering dan de klassieke projectgelden van de overheid.”
4. “Tenslotte hebben we ons netwerk buiten de universiteit enorm versterkt door de oprichting van het Fellowship. Dat is een idee geweest van de professoren Elvira Haezendonck en Joël Branson. Daarin zitten vandaag meer dan 200 absolute toppers, waarmee wij kunnen samenwerken en die een uithangbord zijn voor het motto 'Academia Meets Society'.
“Het zijn voornamelijk de mensen van TechTransfer, die hieraan hebben gewerkt en hiermee een geweldige prestatie hebben neergezet. Stuk voor stuk topprofessionelen. die ik vanzelfsprekend erg ga missen.”