Het recente CAVA- en VUB-debat rond Leopold Flam was - zoals dat hoort- even warrig als woelig en boeiend. Aanleiding was het verschijnen van Ik zal alles verdragen, ook mezelf, een boek dat Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke componeerden aan de hand van vroege dagboeken en briefwisseling van de legendarische filosoof en ULB/VUB professor. Wat volgt is een nabeschouwing van moderator Max Borka, zelf een oud-leerling van Flam, en gewezen hoogleraar. Borka had de onzalige taak een gesprek te leiden tussen een heftige Hemmerechts en een meewarige Willem Elias, ook al een oud-leerling van, en als professor emeritus van de VUB mee de bezielende kracht achter Leopold Flam (1912-1995) Een filosoof van gisteren voor een wereld van morgen, en het ook al recente Ecce Philosophus, twee compilaties van wetenschappelijke bijdragen rond Flam. Het werd een loopgravendebat met veel welles en nietes. Over liefde versus een kritisch apparaat, of de fundamenteel andere manier waarop je met zoān nalatenschap omgaat als kunstenaar en wetenschapper. Over het verlangen van de ene naar een pageturner en bestseller, die volgens de andere tot een Flam for Dummies geleid had. Over ijverige hobbyisten en luie Flamisten. En over Flam zelf natuurlijk, de welhaast vergeten filosoof van de mislukking die zich -haast dertig jaar na zijn dood- plotsklaps tot een succesrijk schrijver, en volgens anderen dan weer een karikatuur van zichzelf had ontpopt.
Max Borka
Toen in de jaren ā70 en 80 van de vorige eeuw het leven op de pas ontsloten nieuwe VUB-campus nog in hoge mate overheerst werd door de broederstrijd tussen het MaoĆÆstische AMADA en het trotskistiche RAL, en wij als alternatief de nihilistische driemansvereniging ANada hadden opgericht (A-Nada, Uit het Niets, heeft u hem?), waren er binnen het professorencorps twee figuren die in hun monumentaliteit als hors catĆ©gorie werden beschouwd: de onzichtbare (en vandaag ook al grotendeels vergeten) trotskist en econoom Ernest Mandel, toen na Simenon de meest vertaalde Belgische schrijver, en Leopold Flam. Niettegenstaande zijn gezegende leeftijd pleitte die laatste onder meer voor een opstandig nihilisme, als alternatief voor andere, uitzichtloze vormen van nihilisme waar je in het Brussel van die dagen op elke straathoek een perfecte illustratie van vond, dat van wat hij heel Sartriaans als het nihilisme van de Walg omschreef van dat van āeen louter losbandig levenā.
Vandaag prijst men Flam als een icoon, maar in werkelijkheid was hij een outsider en loner, een eenling, die dat liefst ook zo houden wou. Zijn nihilisme was geen gesloten systeem maar een open, flexibele, en dialectische methode, die elke andere eenling de kans bood om te overleven en in alle vrijheid een zinvol bestaan uit te bouwen te midden āvan de verschrikking van het grote Niets en een sinds de dood van God totaal ontkleurde wereldā. āDe opstandige mens maakt zich in geen enkel opzicht illusies.ā schreef Flam in 1966 in Zelfvervreemding en zelfzijn, ā Hij rekent op geen erkenning. Hij weet dat hij gans eindigheid is, hij heeft geen troost nodig en ook geen aanmoediging (ā¦) Hij heeft de hoop op een toekomstig paradijs niet nodig om zich met alle macht tegen de goden (ā¦) te verzetten, en zo hem gevraagd wordt waarom hij opstandig is, kan hij maar antwoorden: om niets.ā Een halve eeuw lang waren die woorden van deze Rebel without a Cause tijdens mijn vele omzwervingen een credo. Maar pas toen ik recent Ik zal alles verdragen, ook mezelf las, waarin Kristien Hemmerechts en Guido Van Wambeke aan de hand van zijn dagboeken de eerste helft van zijn leven gereconstrueerd hebben, besefte ik pas echt dat die verschrikking waar Flam het over had nooit zomaar een metafoor was, en waar die kleine man in maatpak en met het gezicht van een arend de onwaarschijnlijke kracht, het charisma en de street credibility vandaan haalde om mij āen allicht talloos vele anderen- dusdanig voor het leven te tekenen. Hier was een man die zich in de meest letterlijke zin van het woord uit het ondergrondse opgewekt had.
De loner werd mainstream.
Na de dood van Flam, in 1995, bleef het lang erg stil rond hem. Tot recent dus dat boek van Hemmerechts en Van Wambeke verscheen. Een voorpublicatie in De Standaard, interviews op VRT-radio en in Knack, een recensie in Humo ā de vergeten filosoof werd van de ene dag op de andere een succesvol schrijver. De loner werd mainstream. Echter: was de Flam die in het boek gepresenteerd werd wel de echte Flam? In hoeverre was de noodzakelijk strenge selectie die de samenstellers hadden gemaakt, niet gewoon een reflectie van hun eigen traumaās en obsessies? In welke mate waren ze blind gebleven voor zijn onmiskenbare neiging tot automythologisering? En voor alles: mochten die allerindividueelste zieleroerselen zomaar aan het publiek prijsgegeven? Vooral voormalige leerlingen die zich al decennia zijn nalatenschap hadden toegeĆ«igend, Flamianen of Flamisten, schreeuwden moord en brand. Tal van bijkomende beweegredenen voor het Centrum voor Academische en Vrijzinnige Archieven (CAVA) van de VUB om een debat te organiseren, al had dat oorspronkelijk enkel te maken met het feit dat het CAVA een deel van het Flam-archief beheert waaruit Hemmerechts en Van Wambeke geput hadden.
Out of the blue
Het debat was eigenlijk al afgelopen toen Hemmerechts out of the blue - en voor het allereerst publiekelijk - verkondigde dat ze vrijwel niets van het filosofische werk van Flam had gelezen. Ze zei dat trots, uitdagend, na een zoveelste plaagstoot van Willem Elias. Allicht moest het met een berg zout worden genomen. En toch. Slechts vaagweg bekend met Flam was ze eerder toevallig op zijn naam gestuit bij het onderzoek voor haar vorig boek rond Hubertina Aretz, die tijdens Wereldoorlog II als verzetsstrijdster met Flam was opgepakt. āIk werd onmiddellijk meegesleept door die stem toen ik zijn dagboeken lasā. Van bewondering kwam liefde, en het besef dat ze een uniek levensverhaal en tijdsdocument in handen had: āHoe hij in Antwerpen opgroeit in een donkere vochtige kelder, als kind van berooide en ongeletterde Joodse migranten, en reeds als kind beslist Spinoza en Kant te lezen. Hoe hij daarna als communist de Holocaust overleeft, en het uiteindelijk tot professor in de filosofie brengt. Het blijft mirakel op mirakel. Dat te delen was mijn enige bedoeling en insteek.ā
Kristienisering volgens Elias
Maar kan dat dus? Zomaar putten uit die dagboeken van een filosoof, en de rest van zijn oeuvre links laten liggen? En kan dat met name in het geval van Flam, waar die dagboeken zo intens zijn verweven met zijn talloze andere geschriften, die vanwege hun verhalend denken veelal als filosofische dagboeken worden omschreven. Hemmerechts en Van Wambeke beperkten zich in hun selectie bewust tot de eerste helft van zijn leven, tot 1957, als hij professor wordt, en zijn dagboeken systematisch begint aan te wenden als voedingsbodem voor die meer filosofische geschriften. Het gros van die geschriften dateert ook van later. Maar toch. Hoe kan bijvoorbeeld, bij afwezigheid van een kritisch apparaat die naam waardig, de achteloze lezer van hun dagboek nu weten dat de talrijke smeekbeden van een al vroeg atheĆÆstische Ć©n communistische Flam tot God, niet tot de katholieke God zijn gericht, maar tot de ketterse Spinozistische versie van de onkenbare Joodse Eeuwige, die als een harmonisch samenspel van natuurkrachten wel wetenschappelijk is te doorgronden? Een Christianisering, Kristienisering volgens Elias, was het gevolg. Doordat zaken zonder al te veel uitleg keer op keer uit hun context werden gerukt of beklemtoond, had haar boek van de voorvechter van Vrijzinnigheid en Verlichting ook een christelijke Heilige en heremiet gemaakt. Een Flam for Dummies.
Een maniakale veelschrijver
Niet dat Elias, of iemand anders, de literaire verdienste van het boek van Hemmerechts en Van Wambeke aanvechten wou. Integendeel. Te pas en vooral te onpas als de Vlaamse Sartre omschreven, had Flam met de latere Sartre gemeen dat hij een maniakale veelschrijver was, die liever een nieuwe tekst begon dan dat hij een oude bijschaafde. Zijn oeuvre houdt daar qua leesbaarheid een niet al te beste reputatie aan over. Maar met dit boek zit dat dus helemaal anders. Terwijl het rags to riches verhaal zelfs door de meest genadeloze critici als uitgelezen voer voor een filmscenario wordt omschreven, wordt Flam als schrijver zowaar op Ć©Ć©n lijn met Dostojewski gehesen. En in het debat werd zijn rauwe zelfironie dan weer met die van een Knut Hamsun in het cultboek Honger vergeleken, en Louis Paul Boon, Ć©Ć©n van de zeldzame Vlaamse schrijvers waarmee Flam een relatie van wederzijdse bewondering had.
Een selectie uit twee miljoen woorden
Deels is een en ander uiteraard aan Flam zelf te danken, en de typisch Jiddische want laconieke manier waarop hij bijvoorbeeld een hoogdravende paragraaf aan het eind met slechts enkele woorden weet te laten imploderen ā een kwaliteit die net als de andere vanwege de veelschrijverij wat was ondergesneeuwd. Maar het is evenzeer de verdienste van Hemmerechts en Van Wambeke dat zij uit twee miljoen woorden dagboekmassa, op zulk een wijze een selectie van 140.000 woorden maakten, dat die latente literaire kwaliteiten ten volle tot hun recht komen. Bovendien wisten ze fragmenten tot een muzikaal geheel te verweven, dat vanwege de vele echoās en hernemingen ā een ander typisch kenmerk van Flam, dat ten volle zijn obsessieve karakter illustreert, en ma non troppo tot genietbare proporties werd teruggebracht ā nog het best met een bezwerende fuga kan worden vergeleken. Dat Hemmerechts en Van Wambeke dit meer dan 400 paginaās lang weten vol te houden, met niets dan losse flodders, is op zich al een krachttoer.
Terwijl het rags to riches verhaal zelfs door de meest genadeloze critici als uitgelezen voer voor een filmscenario wordt omschreven, wordt Flam als schrijver zowaar op Ć©Ć©n lijn met Dostojewski gehesen.
Redenen te over tot blijdschap, zou je denken. Temeer omdat sinds het overlijden van Flam, in 1995, zijn talrijke boeken zo goed als onvindbaar zijn, en in het boek van Hemmerechts aspecten wordt uitgelicht die in de schaarse literatuur over Flam amper aan bod komen. Het belang van zijn Joodse afkomst bijvoorbeeld, en het antisemitisme waar hij mee af te rekenen kreeg. Zijn obsessie met seksualiteit ook, en zijn latente homoseksualiteit, die hij met tirades tegen homoseksualiteit compenseerde. Edoch. Nog voor Ik zal alles verdragen in de boekhandel lag, trokken vooral Flamisten allerhande in het geweer, niet enkel vanwege de wijze waarop die Hemmerechts zich āhun erfenis toegeĆ«igendā had, maar ook omdat die intieme dagboeken Ć¼berhaupt te grabbel werden gegooid.
Hardst roepende Flamisten lieten verstek gaan
Hemmerechts had speciaal voor het debat een rits uitspraken uitgeprint waarin Flam luidop van een publicatie van de dagboeken droomde. Ze had zich die moeite kunnen besparen. Vooral de Flamisten die het hardst riepen lieten immers verstek gaan voor de door hem zo gekoesterde dialoog. Bleef nog Willem Elias, die als geboren recalcitrant een aantal van hun verzuchtingen vertolkte, deels omdat hij er zelf een punt in zag. Zo had hij in Sprokkelingen - gelukte mislukking in leven en werk van Leopold Flam, het boek in een boek dat hij voor Ecce Philosophus schreef, ook gepoogd de dagboeken af te toetsen aan wat werkelijk was gebeurd. Zijn conclusie: de Flam zoals die door Hemmerechts en Van Wambeke wordt neergezet is een fictie, een perversie zelfs, waarbij niet duidelijk is wat Wahrheit is of Verdichtung. EĆ©n voorbeeld: de twee broertjes die volgens Flam in zijn armen stierven toen hij amper zes was, volgens Hemmerechts āzijn grote kwetsuurā, traumatischer dan zijn opsluiting in Buchenwald. Zelfs van het bestaan van die broertjes had Elias tot op heden geen enkel bewijs gevonden. Om maar te zwijgen van het feit dat Flam ooit aan zijn cv een verblijf in Auschwitz toegevoegd had.
Was de Flam die in het boek gepresenteerd werd wel de echte Flam? In hoeverre was de noodzakelijk strenge selectie die de samenstellers hadden gemaakt, niet gewoon een reflectie van hun eigen traumaās en obsessies? In welke mate waren ze blind gebleven voor zijn onmiskenbare neiging tot automythologisering? En voor alles: mochten die allerindividueelste zieleroerselen zomaar aan het publiek prijsgegeven?
Elias werd bijgetreden door collega Ann Van Sevenant, die er in het verleden herhaaldelijk had op gewezen dat Flam door automythologisering āheel veel zaken over zichzelf verteld heeft die niet altijd kloptenā. Zij voelde zich dan ook gepasseerd, uitgesloten. Had het over een gemiste kans. Waarop Hemmerechts prompt repliceerde dat ze van bij het begin met tal van Flamisten, onder wie Van Sevenant, contact had opgenomen. Niemand had aangeboden te helpen. Een beetje ten einde raad had Hemmerechts via een oproep zestig vrijwilligers gevonden, die haar hielpen de dagboeken te ontcijferen en te transcriberen. EĆ©n van hen, het meest bedreven en gedreven, was Guido. Wat aan Elias dan weer gegrom over hobbyisten ontlokte. En: āIk kan alleen maar hopen dat ook met de woorden die niet werden geselecteerd iets gebeurtā.
Kristien Hemmerechts: "Angst was zijn grondgevoel"
āWat wij selecteerden is wel degelijk representatief voor de twee miljoen woorden waarmee we werden geconfronteerd,ā besloot Hemmerechts, āAnderzijds wouden we echter ook lezers aanspreken die geen filosofische voorkennis hebben, maar wel door een sterk levensverhaal worden gegrepen. Ik ben zelf al jaar en dag literatuurwetenschapper, en heb die kennis ook meegenomen in dit project. Waar nodig hebben wij in de tekst een korte toelichting ingebouwd. Maar wij wouden de leesbaarheid niet afremmen. Daarom ligt de nadruk ook op het concrete: hoe hij als straatjongen letterlijk met heel veel vallen en opstaan die kelder ontvlucht door in fabriek gaat werken, en zelfs met stofzuigers gaat leuren, zijn geldproblemen, zijn geslachtsdrift, zijn ruzies en verliefdheden. Los van al de rest vind ik dat al zeer de moeite waard, en ik kan mij eerlijk gezegd niet inbeelden, dat hij dat - daar, toen, in alle eenzaamheid, en zonder zicht op publicatie- verzonnen zou hebben. Angst was zijn grondgevoel, maar we hebben geknipt van zodra een lange passage te abstract werd, ging zweven. Je kan dat heel choquerend vinden, maar we leven nu eenmaal in tijden waarin we het met boeken tegen Netflix moet opnemen. Als schrijver wil je ook een spanningsboog creĆ«ren waarin je de lezer helemaal tot het eind meeneemt. Dat is nu eenmaal de stiel, het mĆ©tier. Je zou een dagboek kunnen maken waar die langere passages wel worden opgenomen, voorzien van talloos vele voetnoten. En uiteraard zou je dan een ander personage creĆ«ren. Maar ook een heel ander boek. Minder leesbaar, zoveel is zeker.ā
CAVA en het archief van Flam
Het archief van Leopold Flam wordt op meerdere locaties bewaard. Een overzicht is te vinden in Ivan Cloets hoofdstuk āEen stand van zaken qua archiveren en inventariseren van de filosofische nalatenschap van Leopold Flam. Een proeve tot Flamarcheologieā in: Leopold Flam (1912-1995) Een filosoof van gisteren voor een wereld van morgen (2010). Dit overzicht werd in 2021 hernomen en verder aangevuld door Willem Elias in Ecce Philosophus. Leven en werk van Leopold Flam.
Het Centrum voor Academische en Vrijzinnige Archieven (CAVA) aan de VUB bewaart een deel van het archief. Een overzicht en meer info is te vinden op de website www.cavavub.be, in de online catalogus van CAVA en in de ODIS-databank. Het betreft vooral manuscripten, typoscripten en dagboeken. Een deel van dit archief werd in 2022 overgedragen aan CAVA vanuit het AMVB . Ook in enkele andere bij CAVA bewaarde archieven is materiaal over Flam te vinden, bijvoorbeeld het archief van de vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen, archief van door Flam gestichte instituten zoals het Centrum voor de Studie van de Verlichting (en van het Vrije Denken, of verenigingen zoals Aurora, en de Vlaamse Vereniging voor Wijsbegeerte, en ook in persoonsarchieven zoals dat van Prof. Hubert Dethier en Prof. Jeanine Lambrecht. Meer info: :https://www.cavavub.be/nl/onderzoek/onderzoek-cava/vrije-universiteit-brussel/markante-figuren/leopold-flam.