Psycholoog Aurore Roland is dé droomspecialist aan de VUB, waar ze onderzoek doet naar nachtmerries. Over de meest recente wetenschapplijke droominzichten schreef ze Wat onze dromen ons (niet) vertellen. “Gemiddeld heeft ieder mens zo’n vier nachtmerries per jaar”
Hoe wordt iemand eigenlijk droomspecialist? Was dat altijd al ‘een droom’?
“Als klinisch psycholoog heb ik stage gelopen in een slaaplabo. Daar raakte ik geboeid door het domein van de slaap. Slaap is heel multidisciplinair; er zijn enorm veel aspecten aan verbonden. Door die stage ontdekte ik dat er zoiets bestaat als nachtmerrietherapie en leerde ik wat droomonderzoek inhield. Dat intrigeerde me. Gaandeweg ben ik zelf in de niche van het dromen beland.”
Hoe kom jij er als onderzoeker achter wat mensen dromen en wat er dan precies in hun hersenen gebeurt?
“Tot nog toe was ik beperkt tot wat mensen me vertelden, maar binnenkort krijgen we aan de VUB een onderzoeksslaaplabo. Dat opent deuren om zaken te onderzoeken waar we voordien het materiaal niet voor hadden. Toch zal het droomonderzoek ook dan niet vanzelfsprekend zijn. Een van de grote problemen is dat we in de hersenen (nog) niet kunnen zien of iemand al dan niet droomt. Aan de hand van de hersenactiviteiten weten we wel in welk stadium van de slaap iemand zich bevindt, maar we zijn niet in staat om met zekerheid te zeggen of die persoon ook aan het dromen is. We moeten wachten tot iemand wakker is en bevestigt: ‘Ik heb gedroomd’. Maar niet iedereen herinnert zich zijn dromen. Daarom zou ik graag hersenonderzoek doen bij mensen met lucide dromen. Zij zijn zich bewust van het feit dat ze dromen. Met hen zou je kunnen afspreken om via een knipperbeweging aan te geven dat ze aan het dromen zijn. Vervolgens zou je hen bepaalde opdrachten kunnen laten uitvoeren in hun dromen en direct gaan kijken naar de impact op de hersenactiviteit.”
“Freud had een goede marketingstrategie”
Dat we niet weten hoe dromen eruit zien in onze hersenen is frappant. Maar eigenlijk weten we bitter weinig met zekerheid over het domein van de droom als ik je boek lees. Hoe komt dat eigenlijk?
“Als je op basis van de hersenactiviteit nog steeds niet kunt zeggen of iemand droomt of niet, maakt dat je bijvoorbeeld ook niet met zekerheid kunt weten wat de impact is van dromen op het verwerkingsproces van trauma’s. Veel vervolgonderzoek loopt daarop vast. Daarnaast is veel onderzoek er lange tijd van uitgegaan dat we alleen dromen tijdens de remslaap. Maar dat klopt niet. Ook tijdens de andere stadia - behalve tijdens de echt diepe slaap - kun je dromen. Door vast te houden aan dat idee, is veel onderzoek op een verkeerd spoor beland.”
Even hardnekkig is de droomduiding. Ook daaraan blijven veel mensen hechten, niet?
“Freud had een goede marketingstrategie. (lacht) Heel lang was de psychoanalyse de dominante psychotherapeutische methode. Uit die strekking stamt de droomduiding. Die kijkt niet naar wat er in de hersenen gebeurt, maar koppelt een betekenis aan dromen. Soms krijgen dromen zelfs een voorspellende kracht. Ook al is dat niet wetenschappelijk, ik merk dat veel mensen daartoe zijn aangetrokken. Vaak zijn die mensen ook geïnteresseerd in het mystieke.”
“Je ziet dat mensen die vaker intense nachtmerries hebben ook overdag meer negatieve emoties ervaren”
Word jij dan altijd serieus genomen als jij je voorstelt als droomonderzoeker?
“Net om die reden stel ik me voor als psycholoog en slaapdeskundige. (lacht) Nee serieus, het zijn vooral leken die de link zullen leggen met droomduiding. Het onderzoeksdomein van de droom wordt binnen de psychologie en de slaapgeneeskunde gelukkig wel ernstig genomen. Al is de onderzoekswereld naar dromen niet heel groot en blijft de impactfactor van wetenschappelijke tijdschriften over dromen klein. Het is echt wel een niche, ook binnen het domein van de slaap. Bij mijn weten ben ik in België de enige die er onderzoek naar doet.”
Je gaf al aan dat er weinig zekerheid is over het doel van onze dromen, maar er zijn toch wat theorieën waar ook binnen de wetenschap veel geloof aan wordt gehecht. Hoe zit het bijvoorbeeld met de continuïteitshypothese?
“Zoals de term al aangeeft: het is en blijft een hypothese, maar er valt inderdaad weinig tegenin te brengen. De continuïteitshypothese zegt dat er een link is tussen wat we dromen en wat we in het dagelijkse leven meemaken. Onze hersenen maken dromen op basis van de informatie die ze uit ons geheugen halen. En wat we weten uit onderzoek naar het geheugen, is dat als je aan een gebeurtenis een hoge emotionele waarde geeft, ze meer prominent aanwezig zal zijn in je geheugen. Nachtmerries zijn daar een goed voorbeeld van. Je ziet dat mensen die vaker intense nachtmerries hebben ook overdag meer negatieve emoties ervaren. Maar waarom de hersenen precies die persoon of dat voorval uitkiezen om over te dromen, dat blijft giswerk. Doen onze hersenen dat om bepaalde zaken te verwerken, of is het gewoon toeval omdat die informatie meer toegankelijk is in het geheugen? We tasten daarover in het duister. Wel kunnen we verklaren waarom er in onze dromen vaak bizarre dingen gebeuren. De hersenstructuren die betrokken zijn bij logica werken immers minder goed wanneer we dromen.”
Veel studenten zullen het niet graag lezen, maar mensen dromen soms jaren na hun afstuderen nog van hun examens. Hoe komt het dat examens zo’n populair droomonderwerp zijn?
“Examens zijn voor veel mensen stresserend. We willen het goed doen en zetten veel druk op onszelf. Het maakt dat examens een heel emotionele gebeurtenis zijn. En emotionele gebeurtenissen krijgen een heel belangrijke plek in ons geheugen. Als je later in je leven weer stress ervaart, kan het zijn dat je hersenen de link zullen leggen naar een stressvolle gebeurtenis in het verleden. Daardoor komen de examens terug in veel dromen.”
“Gemiddeld heeft ieder mens zo’n vier nachtmerries per jaar”
Als wat je droomt iets kan vertellen over onze emoties en hoe we die beleven, zou het toch nuttig kunnen zijn om in psychotherapie aan de slag te gaan met onze dromen. Gebeurt dat ook?
“Uit onderzoek blijkt dat maar weinig psychotherapeuten de dromen van hun patiënten bevragen. De overgrote meerderheid van de psychologen zal er alleen iets mee doen als hun patiënt het onderwerp zelf op tafel legt. Of dat dan effect heeft? Patiënten die hun dromen ter sprake brengen, geloven sowieso dat het hen iets kan opbrengen om erover te praten. Het vergroot misschien wel het zelfinzicht, maar onderzoek geeft aan dat er geen echte impact is op psychiatrische klachten. Het gevaar bestaat bovendien dat een therapeut een foute interpretatie zal geven aan een droom. Zelf heb ik bijvoorbeeld een terugkerende droom waarin ik een verkeersongeluk veroorzaak. Freud zou me misschien hebben gezegd dat ik ooit een verkeersongeluk heb meegemaakt en dat heb verdrongen. Ik zoek het niet zo ver. Ik denk dat ik gewoon bang ben om een ongeval te veroorzaken. Meer niet. Ik zou aan elke therapeut aanraden: blijf dicht bij wat de patiënt zelf als interpretatie aandraagt.”
Jij geeft ook nachtmerrietherapie. Ik wist niet dat zoiets bestond. Moet ik me zorgen maken als ik af en toe een nachtmerrie heb?
“Gemiddeld heeft ieder mens zo’n vier nachtmerries per jaar. We vermoeden dat het stressgerelateerd is. Als je door een stressvolle periode gaat, heb je een grotere kans op een nachtmerrie. Het is dus heel normaal. Anders is het als je heel frequent nachtmerries hebt. Ook die mensen weten vaak niet dat nachtmerrietherapie bestaat, ze worden meestal doorverwezen. Via de slaapkliniek bijvoorbeeld. Die verwijst hen door, omdat ze slecht slapen en regelmatig wakker worden van hun nachtmerries. Anderen worden doorverwezen, omdat ze in behandeling zijn voor een posttraumatische stressstoornis. Vaak zitten hun nachtmerries in de weg om dat trauma te kunnen verwerken.”
Ligt er altijd een trauma aan de basis van een nachtmerriestoornis?
“Vaak wel. Meestal gaan die mensen eerst naar een therapeut. Ze denken dat die nachtmerries door de therapie wel zullen verdwijnen. Maar dat is niet altijd het geval. Ik vind het nuttiger om eerst nachtmerrietherapie te doen. Zo raakt je slaap alvast weer op orde, en als je uitgerust bent, is het veel gemakkelijker om een trauma te verwerken. Maar je hebt ook mensen met frequente nachtmerries die nooit een trauma hebben opgelopen. Vaak zijn dat mensen met een moeilijke kindertijd. Ze hebben op jonge leeftijd zoveel stress gehad dat hun brein hun leven lang veel nachtmerries gaat creëren.”
“Vaak zijn die nachtmerries zo ontzettend eng dat mensen ze niet durven te vertellen”
Hoe verloopt nachtmerrietherapie?
“Na een intakegesprek gaan we werken rond de slaap. Eerst geef ik wat uitleg. Veel mensen weten niet dat hun nachtmerries een link hebben met wat ze ooit hebben meegemaakt. De inhoud correspondeert niet altijd helemaal, en al zeker niet als er geen sprake is van een trauma. Vervolgens geef ik relaxatietechnieken mee. Mensen die regelmatig wakker worden van een nachtmerrie gaan met angst naar bed. Ze hebben schrik om weer een nachtmerrie te krijgen. Daarna gaan we specifiek op de inhoud van de nachtmerrie werken. Ik vraag hun om de nachtmerrie uit te schrijven en voor te lezen. Dat op zich kan al helpend zijn. Vaak zijn die nachtmerries zo ontzettend eng dat mensen ze niet durven te vertellen. Ze vertellen aan een therapeut is al een grote stap. Tot slot vraag ik hen om hun nachtmerrie aan te passen. Vaak hebben mensen altijd dezelfde nachtmerrie, hun hersenen spelen elke keer exact hetzelfde scenario af. Of er is een thema dat terugkomt. Voor het slapengaan moeten ze zich dat nieuwe scenario inbeelden. De kans dat hun hersenen de nieuwe droom letterlijk zullen afspelen is klein, maar het signaal dat het scenario ook anders kan aflopen, zorgt er vaak wel voor dat de nachtmerries minder eng worden.”
Je coördineert ook een nachtmerrie-onderzoek bij jongeren die in detentie zitten in een Vlaamse gemeenschapsinstelling. Hoe zit dat?
“Veel van die jongeren hebben een trauma meegemaakt. Totdat ik de andere onderzoekers hierop wees, had niemand eraan gedacht om te gaan bevragen of die jongeren ook veel last hebben van nachtmerries. Ja, dus. Ze slapen slecht. Als ze niet gehinderd worden door hun eigen nachtmerries, worden ze wakker van het geschreeuw van hun buur die een nachtmerrie heeft gehad. Dat moet vreselijk zijn. Bovendien is er in die instellingen maar weinig psychische hulp beschikbaar. Het idee van het onderzoek is om de leefgroepbegeleiders vaardigheden aan te leren om de emotieregulatie van die jongeren te verbeteren. Het is niet de bedoeling dat ze therapie geven, maar wel dat ze de jongeren helpen om wat meer controle te krijgen over hun emoties. De omgang met nachtmerries maakt daar onderdeel van uit. Tijdens een opleidingsdag voor de leefgroepbegeleiders heb ik tips en advies gegeven. Momenteel wacht ik nog op de resultaten. Ik ben heel benieuwd naar de uitkomst. Hebben ze minder nachtmerries? Worden ze minder vaak wakker? Maar ook, hebben ze minder depressieve klachten?”
Tot slot, ook voor mensen zonder nachtmerriestoornis kan ontwaken uit een nachtmerrie heel heftig zijn. Wat kun je op zo’n moment best doen?
“Veel mensen hebben moeite om terug te komen naar het hier en nu. De 5-4-3-2-1 oefening kan helpen. Ga in de ruimte waar je je bevindt in gedachten op zoek naar 5 zaken die je kunt zien, 4 zaken die je kunt horen, 3 zaken die je kunt voelen, 2 die je kunt ruiken en 1 dat je kunt proeven. Door die oefening kom je los van je nachtmerrie en kun je weer rust vinden.”