Een totaal vernield grafmonument in de noordelijke heuvels van Spanje leek de geheimen van haar doden niet meer prijs te willen geven. VUB-onderzoeker Jacob Griffith en zijn collega’s slaagden er met slimme methodes toch in om de levenswijze van een stam te destilleren uit de tijd waarin onze voorouders voorzichtig begonnen met landbouw. De wetenschappers deden dat meer dan 2200 jaar later met hypermodern isotopenonderzoek. De hedendaagse archeologie steunt op harde wetenschap en brengt onze voorouders meer dan ooit tot leven. Bio-archeoloog Jacob Griffith kan de mensen van de heuvel levendig voor de geest halen. “Ze kregen minder lang borstvoeding dan andere stammen uit de regio.”

Eerst over jezelf: hoe ben je in het onderzoeksgebied van de bio-archeologie terechtgekomen? 

“Mijn familie komt uit Cornwall, in het uiterste zuiden van het Verenigd Koninkrijk. Mijn grootvader was helemaal gek van steencirkels en oude monumenten. Hij en mijn moeder namen ons bijna elk weekend mee op archeologische excursies. Tijdens die uitstapjes brachten ze ons niet alleen een fascinatie voor het verleden bij, maar ook een liefde voor de natuur en dieren. Eigenlijk was de keuze simpel: ik ging óf zoölogie studeren, óf ik werd archeoloog.

Op mijn achttiende begon ik met archeologie aan Cardiff University. Het hoofd van de afdeling vroeg me op een dag: ‘Wat wil je later doen?’ Ik vertelde haar dat ik hield van het bestuderen van mensen en dieren, maar dat archeologie me ook bleef aantrekken. Ze herkende dat gevoel en zei: ‘Ik ben een bio-archeoloog. Ik doe beide. Misschien is dat ook iets voor jou?’ Dat was een eyeopener. 

Na Covid wilde ik promoveren, en België bleek daarvoor de ideale plek, zeker voor het onderzoek dat in het Brussels Bioarchaeology Lab van professor Christophe Snoeck aan de VUB wordt gedaan. Ik startte mijn doctoraat en haalde een FWO-beurs binnen. Waar ik me tijdens mijn bachelor en master vooral bezighield met dieren, pas ik nu isotopenonderzoek toe op mensen. Mijn studie richt zich op de overgang van het Mesolithicum naar het Neolithicum – de periode waarin mensen voor het eerst landbouw begonnen te bedrijven.”

Jacob Griffith

Jacob Griffith

De publicatie gaat over een stam in de heuvels van Álava in Baskenland. Ben je daar zelf geweest? 

“Misschien verrassend, maar nee, ik ben er nooit geweest. De menselijke resten – tanden en botten - zijn naar België gebracht, en hier heb ik ze onderzocht. We hadden alles wat we nodig hadden. De site zelf is zwaar beschadigd door landbouw en eerdere menselijke activiteiten. In 1925 werd er al gegraven door een antiquair – of een vroege archeoloog – die de site overhoop haalde. Waar je bij archeologische opgravingen normaal nog een bepaalde structuur ziet, was hier bijna alles vernietigd. Daarom koos ik voor een forensische en zo wetenschappelijk mogelijke aanpak. Ik wilde zoveel mogelijk over deze mensen te weten komen, omdat hun begraafplaats door de geschiedenis is weggevaagd, en daarmee een groot deel van hun leven verloren is gegaan. Dat was de grootste uitdaging. 

Toch zou ik er graag eens naartoe gaan, gewoon om de plek zelf te zien. Het is een bescheiden verhoging in het landschap, een heuveltje waarin mensen begraven lagen.” 

Wat heeft het onderzoek opgeleverd over de mensen die in dat graf lagen? Hoe zag hun leven eruit? 

“In het graf lagen minstens 25 mensen. Wij hebben er 18 onderzocht. Ze woonden in de heuvels. Er was al eerder onderzoek gedaan naar de mensen die in de vallei leefden, een kilometer ten zuiden van de site. De bewoners van de hooglanden leefden in een tijd van enorme veranderingen. De bevolking groeide snel, deels door natuurlijke aanwas, deels door migratie. Tegelijkertijd verbeterden landbouwtechnieken, werd de samenleving complexer en begonnen mensen te experimenteren met metaalbewerking – niet met brons, maar met koper. 
 

"Wat we zagen, was opvallend: bijna alle individuen van deze site vertoonden weinig tot geen mobiliteit"


Maar er was iets vreemds aan de hand. Eerdere opgravingen in de regio hadden verschillende begrafenisrituelen blootgelegd: sommige mensen werden in grotten begraven, anderen in grote grafkamers. Dit verschil leek meer te zijn dan een kwestie van traditie – het suggereerde dat er twee aparte groepen waren. 

Onze collega Teresa Fernández Crespo onderzocht de menselijke resten en ontdekte dat deze groepen niet alleen op verschillende manieren werden begraven, maar ook verschillende levensstijlen hadden. De theorie was dat er in Álava twee grote gemeenschappen naast elkaar bestonden. Ze leefden op andere plekken en hadden verschillende gewoonten. 

We hadden verwacht dat de begraafplaats waar wij aan werkten gewoon een variant was van de valleibewoners. De enige afwijking leek te zijn dat deze mensen op een heuvel woonden in plaats van in de vallei. Maar de isotopenanalyse bracht een verrassing: deze groep leefde op een andere manier dan de mensen in de vallei en de groepen die in grotten werden begraven. Er waren niet twee, maar drie gemeenschappen.” 

Jullie hebben ook hun herkomst weten te achterhalen? 

“Ja, en wat we zagen, was opvallend: bijna alle individuen van deze site vertoonden weinig tot geen mobiliteit. Dat betekent dat ze waarschijnlijk hun hele leven in dezelfde regio hebben doorgebracht en daar uiteindelijk ook zijn begraven. 

Behalve één persoon. Er was één individu – de enige die we als vrouw konden identificeren – die er compleet anders uitzag in de data. Haar isotopenwaarden waren afwijkend, wat erop wijst dat ze niet in deze regio is opgegroeid. Daarnaast toonde de isotopenanalyse aan dat haar dieet verschillend was en dat ze als kind langer borstvoeding had gekregen dan de anderen. Dit suggereert dat ze afkomstig was uit een andere gemeenschap, met andere voedingspatronen en misschien een andere sociale structuur. 

Belangrijk is dat we dit niet kunnen veralgemenen voor andere vrouwen. Het gaat hier om één individu, en het feit dat het een vrouw was, betekent op zichzelf nog niet zoveel. Van deze site konden we bij slechts drie individuen het geslacht bepalen.” 

Jullie hebben zelfs kunnen achterhalen hoe lang ze borstvoeding kregen? 

“We gebruikten een nieuwe techniek, ontwikkeld door mijn coauteur Teresa Fernández Crespo. Door kleine monsters te nemen van de eerste blijvende kies, konden we de duur van borstvoeding achterhalen. Tanden groeien in lagen, net als jaarringen in bomen, en slaan isotopen op die het dieet onthullen. Hoge stikstofwaarden duiden op borstvoeding, en zodra die dalen, zien we de overgang naar vast voedsel. Opvallend is dat kinderen hier veel korter borstvoeding kregen – meestal één tot twee jaar, terwijl dit elders, in de vallei, drie tot vier jaar was. Dit kan wijzen op een andere levensstijl of opvoedingsmethode. We kunnen ook zien welk vast voedsel ze daarna aten. Bijvoorbeeld, vlees van landdieren geeft een ander patroon dan vis, die de stikstofwaarden doet stijgen. Zo kunnen we stap voor stap het dieet van een individu reconstrueren.” 
 

"Ook zij maakten keuzes, pasten zich aan en leefden hun leven net als wij"


Wat zou de reden kunnen zijn dat ze korter de borst kregen? 

“We kunnen niets met absolute zekerheid zeggen, maar we weten dat borstvoeding samenhangt met verschillende factoren in een samenleving. Het lijkt erop dat de belangrijkste invloed hier de omgeving is. Omdat ze op een heuvel woonden en niet in de vallei, hadden ze waarschijnlijk toegang tot andere natuurlijke hulpbronnen. Het kan zijn dat bepaalde voedingsmiddelen minder beschikbaar waren, waardoor moeders sneller overstapten op vast voedsel.” 

Voedsel zal in hun levenswijze een grote rol hebben gespeeld. Wat aten ze? 

“Wat ik met zekerheid kan zeggen: ze aten geen vis of ander voedsel uit de zee. Wat ik niet met zekerheid kan zeggen: of ze bijvoorbeeld hert aten of melk dronken. Normaal gesproken, vind je bij archeologische sites dierlijke resten, zodat je een goede vergelijking kunt maken tussen menselijk en dierlijk dieet. Maar we hebben die botresten van dieren niet. We kunnen wel een vergelijking maken met andere sites in de regio en dezelfde periode die dat wel hebben. Daaruit blijkt duidelijk dat deze mensen aten als typische neolithische boeren. Ze consumeerden vooral landdieren, zoals koeien, schapen en varkens – waarschijnlijk iets in die richting.” 

archeologie Jacob Griffith

Botresten zoals ze in de grafheuvel zijn aangetroffen.

Wat was het verschil tussen de stam op de heuvel en de mensen in de vallei? 

“Het grootste verschil lag in hun begrafenisrituelen en de kortere borstvoedingsperiode. Qua mobiliteit veranderde er weinig: sommigen trokken rond, maar de meesten bleven hun hele leven op dezelfde plek. Hun levensstijl leek sterk op die van de valleibewoners, maar met subtiele culturele verschillen – zoals regio’s in West-Europa die vergelijkbare gewoonten hebben, maar toch een eigen identiteit behouden.” 

Hoe verschillend waren deze mensen van ons? 

“Ik bestudeer geen anonieme patronen, maar echte mensen. Hun botten onthullen persoonlijke verhalen: iemand die als tiener plotseling lichamelijke veranderingen doormaakte, een ander die maandenlang ziek was, of iemand die op een bepaald moment besloot meer vis te eten. Dat besef maakt hen herkenbaar: ook zij maakten keuzes, pasten zich aan en leefden hun leven – net als wij. 

Een detail dat ik prachtig vind, is de vondst van een hond tussen de menselijke resten. Eerst dachten we dat hij 4000 jaar oud was, net als de mensen. Maar de datering toonde aan dat hij ‘slechts’ 1000 jaar oud was. Dat betekent dat iemand in de middeleeuwen bewust zijn hond hier begroef, bij een prehistorisch monument. Waarschijnlijk wist hij niet wie daar lag, maar voelde hij dat de plek speciaal was. Dit graf bleef dus millennia lang een betekenisvolle plek. Pas in de moderne tijd, met de komst van grootschalige landbouw, ging dat verloren.” 

Isotopenonderzoek: een chemische vingerafdruk van het verleden 

Isotopenonderzoek is een slimme wetenschappelijke techniek waarmee onderzoekers de herkomst, ouderdom en transformatieprocessen van materialen en organismen kunnen achterhalen. Dit gebeurt door te kijken naar isotopen, dat zijn atomen van hetzelfde element, maar die wel verschillen in het aantal neutronen. Sommige isotopen, zoals koolstof-12 en koolstof-13, zijn stabiel, terwijl andere, zoals koolstof-14, radioactief zijn en langzaam vervallen. 

In de natuur komen isotopen in een bepaalde verhouding voor. Door deze verhoudingen te meten met geavanceerde apparatuur, zoals een massaspectrometer, kunnen wetenschappers waardevolle informatie afleiden. Zo wordt koolstof-14-analyse gebruikt om de leeftijd van archeologische vondsten te bepalen, zoals bij hout, textiel en botten. 

Door als een soort ‘chemische vingerafdruk’ te fungeren, helpt isotopenonderzoek wetenschappers om verborgen informatie uit de natuur en geschiedenis bloot te leggen. 

Wil je je verder verdiepen in Kunstwetenschappen, Geschiedenis, Archeologie, Literatuur of Filosofie?

ONTDEK ONZE OPLEIDINGEN