De VUB kreeg dit jaar 23 nieuwe Fellows. Tom Naegels is één van hen. Tom Naegels studeerde Germaanse Talen en is een gekende auteur, journalist en columnist over de thema’s identiteit, migratie en journalistiek. Zijn journalistieke en opiniërende werk verschijnt in De Standaard. In 2021 verscheen zijn bekroonde boek Nieuw België, een migratiegeschiedenis.
Wat heb je aan het VUB fellowship als auteur en journalist?
Ik heb een beeldje gekregen tijdens de fellowshipceremonie. Het is een kleine replica van ‘Enkidoe’ van Paul Van Gysegem, dat eveneens op de campus staat. Ik vind het mooi.
Het specifiek belang van het fellowship voor mij is dat ik nu ook officieel kan samenwerken met academici. Ik ben allang bezig met de geschiedenis van migratie in België. Daarvoor heb ik vaak een beroep gedaan op professionele historici en hun werk. Ik werk zelf op het snijpunt van wetenschap en journalistiek. Ik wil zeker zijn dat elke zin klopt. Ik heb zelf ook onderzoek moeten doen en daarbij dezelfde technieken gebruikt als academische historici.
Je boek Nieuw België, een migratiegeschiedenis, is goed ontvangen en bekroond. Is dat nu een journalistiek of een wetenschappelijk werk?
Het is een journalistiek werk, want het is geschreven voor een breed publiek en niet voor een select academisch gezelschap. Ik wil wel dat het dezelfde betrouwbaarheid heeft. Mocht er een fout op de pagina’s staan, dan mag niet het excuus zijn dat het maar een journalistiek product is.
De overeenkomst is namelijk dat je een correct verhaal probeert te vertellen over wat er gebeurd is. Dat je relevante vragen stelt. Dat je dus historisch te werk gaat. Ik dacht aanvankelijk, dat ik voldoende had aan bestaand onderzoek en me enkel op professionele teksten hoefde te baseren. Maar ik merkte dat veel zaken nog niet onderzocht waren. Dus moest ik zelf informatie vergaren en ook zelf in de archieven duiken. Dat bleek ik leuk te vinden. Naast de feitelijke onderbouwing van mijn betoog, vond ik ook mooie details in de archieven die ik kon gebruiken om mijn verhaal te schrijven.
Wat is het verschil tussen wetenschap en journalistiek?
Ik heb Germaanse gedaan aan de universiteit Antwerpen waar ik in 1998 ben afgestudeerd. Dus ik ken de wetenschappelijke methode. Het verschil zit in de vorm. Een wetenschappelijke publicatie begint met een literatuuroverzicht, legt uit welke methodologie er zal worden gehanteerd, maakt een overzicht van mogelijke hypotheses voor het beschreven fenomeen en legt dan uit waarom die verkeerd zijn, introduceert de eigen hypothese, geeft argumenten voor die hypothese, beschrijft mogelijke tegenargumenten en legt uit waarom die verkeerd zijn, en eindigt met een samenvatting waarin alles nog eens herhaald wordt. Dat doe ik niet, want het hindert de leesbaarheid. Ik vind het belangrijk geschiedenis te populariseren en toegankelijk te maken. Een wetenschappelijk tekst leent zich daar toch moeilijker voor.
De academici hebben me overigens positieve reacties gegeven op mijn boek. Met de meeste immigratiehistorici heb ik ook samengewerkt. Mochten ze in het begin gedacht hebben, dat het te banaal zou worden, te kort door de bocht zou gaan, ik er met mijn klak naar zou gooien, dan zullen de meesten dat idee wel hebben laten varen, toen ze merkten dat ik me jarenlang serieus in het onderwerp heb vastgebeten.
Je bent er nog steeds mee bezig?
Voor het tweede deel over de geschiedenis van migratie in België heb ik al drie, vier beginnetjes weggestreept. Voor een professioneel historicus is dat van minder belang, maar voor een schrijver is het essentieel dat de lezer direct in het verhaal wordt getrokken.
Het eerste deel liep van 1944 tot 1978. Tijdens het schrijven merkte ik al dat het boek te dik zou worden, de onderwerpen te verschillend en de thema’s te uiteenlopend om het in 1 werk te stoppen. De migratiestromen zijn anders, de beweegredenen daarvoor ook. Voor 1978 gaat het over gastarbeiders, daarna over gezinshereniging, asiel, Europese migratie…. Het moeilijkste is om het overzicht te houden: je hebt veel meer nationaliteiten, meer migratiekanalen, migratie gaat ook een veel prominentere rol spelen in tal van domeinen, van het dagelijkse leven tot in het politieke debat. Tegelijk wordt het moeilijker om archiefbronnen te vinden, naarmate je dichter bij het ‘nu’ komt – de meeste archieven worden pas toegankelijk na 25 jaar. Maar natuurlijk kun je dan wel weer mensen interviewen die er zelf betrokken bij zijn geweest. Er is dus nog werk te doen. Ik verwacht het pas over 5 jaar klaar te hebben.
Meer informatie over het fellowship vindt u op www.vub.ac.be/fellowship.