shutterstock_2377374795.jpg

Het cliché wil dat oudere mensen zonder kinderen vanzelfsprekend meer te maken krijgen met eenzaamheid. Uit doctoraatsonderzoek van Hannelore Stegen aan de VUB blijkt echter dat kinderloze ouderen niet noemenswaardig eenzamer zijn. Afhankelijk van de reden van de kinderloosheid zijn de risico’s om op je oude dag eenzaam te zijn wel significant verschillend.

Voor haar doctoraat bevroeg Stegen 543 ouderen, waarvan er 255 om één of andere reden kinderloos waren . “In de groep van ouderen mét kinderen had iets meer dan een kwart (28,35 procent) meer dan gemiddeld last van eenzaamheid”, zegt Stegen. “In de kinderloze groep was dat cijfer heel gelijklopend (28,81 procent). In de groep van kinderloze ouderen was er wel een aanzienlijk verschil in het eenzaamheidsrisico.” [HS1] “In de groep van ouderen mét kinderen lag de eenzaamheidsscore op 28,35 procent op een schaal van 0 tot 100 (met 0 geen verhoogd eenzaamheidsrisico en 100 zeer groot risico), in vergelijking tot de kinderloze groep waar dit 28,81 was, wat dus heel gelijklopend is”, zegt Stegen. “Dat verschil is verwaarloosbaar klein, dus ouderen zonder kinderen zijn niet eenzamer dan ouderen met kinderen. Binnen de groep van kinderloze ouderen was er wel een aanzienlijk verschil in het eenzaamheidsrisico.”

Voor haar proefschrift definieerde Stegen verschillende types eenzaamheid. Mensen die sociaal eenzaam zijn missen een bredere sociale kring waarin ze zich thuis kunnen voelen. Emotioneel eenzame ouderen missen dan weer een intieme connectie, met een partner, met familie en dichte vrienden. Mensen die last hebben van existentiële eenzaamheid hebben het gevoel dat hun rol in de maatschappij en in de wereld niet duidelijk is en ze vragen zich af of ze er wel toe doen.

“Uit onze bevraging kwamen vier categorieën van kinderloze ouderen tevoorschijn”, zegt Stegen. “Mensen die kinderloos bleven vanwege een persoonlijke keuze vormen een eerste groep, en zij bij wie het er simpelweg niet van is gekomen, vaak als gevolg van belangrijke of ingrijpende gebeurtenissen doorheen hun levensloop, zijn een tweede groep. Er was een derde groep die kinderloos bleef door gezondheidsperikelen bij zichzelf of bij de partner, en een laatste groep waarvan één van de partners wel kinderen wilde, maar waarvan de andere partner dat niet wenste om allerhande redenen.”

35,3 procent van de 255 kinderloze ouderen vallen binnen de eerste groep met de persoonlijke keuze. Bij die groep was het eenzaamheidsrisico niet groter dan bij kinderloze ouderen die ‘persoonlijke keuze’ niet als reden aanhalen. “In de tweede groep met mensen die niet tot het krijgen van kinderen is gekomen als gevolg van levensloopgebeurtenissen (24,3 procent van de kinderloze ouderen) bleek er vooral een groter risico op sociale eenzaamheid te bestaan. Binnen deze groep was de score op de sociale eenzaamheidsschaal 37.42 (op diezelfde schaal van 0 tot 100), in vergelijking tot 24,46 procent bij kinderloze ouderen die niet binnen deze groep vallen. Zij die om gezondheidsredenen kinderloos bleven (23,1 procent van de kinderloze ouderen) vertoonden een hoger risico op vlak van emotionele eenzaamheid (score van 40,11 op 100) en diegenen die in hun kinderwens geen steun hadden gekregen van hun partner (21,2% van de kinderloze groep in het onderzoek) worstelen meer met emotionele (37.35 op 100) en [HS2] existentiële eenzaamheid (37,04 op 100).”

Uit het onderzoek blijkt voorts dat het eenzaamheidsrisico niet verschilt tussen mannen en vrouwen. “Kinderloze ouderen zijn dus niet meer eenzaam dan mensen met een hele kroost”, besluit Stegen. “Het is wel van belang aandacht te hebben voor de reden van de kinderloosheid, want daar zijn de risico’s op eenzaamheid in sommige gevallen wel een pak groter.” De conclusie van het onderzoek is dus dat er meer aandacht moet zijn voor iemands context en levensverhaal, omdat die nog het sterkst bepalend zijn voor de mate waarin iemand eenzaamheidsgevoelens zal ervaren.

Meer info:

Hannelore Stegen: +32 477 09 94 12

Beyond the usual path: Exploring childlessness and loneliness in later life.

Stegen, H., Duppen, D., Savieri, P., Stas, L., Pan, H., Aartsen, M., Callewaert, H., Dierckx, E., & De Donder, L. (2024). Loneliness prevalence of community-dwelling older adults and the impact of the mode of measurement, data collection and country: A systematic review and meta-analysis. International Psychogeriatrics. https://doi.org/10.1017/S1041610224000425

Stegen, H., Switsers, L., & De Donder, L. (2021). Life Stories of Voluntarily Childless Older People: A Retrospective View on Their Reasons and Experiences. Journal of Family Issues42(7), 1536-1558. https://doi.org/10.1177/0192513X20949906

Stegen, H., Dierckx, E. & De Donder, L. (2024). Zijn ouderen zonder kinderen echt zo eenzaam? Geron.

Stegen, H. (2024). Geen kinderen hebben maakt je later niet eenzamer. EOS wetenschap (website)https://www.eoswetenschap.eu/psyche-brein/geen-kinderen-hebben-maakt-je…