Mag een rechter zijn mening delen op sociale media? Of schaadt hij daarmee zijn neutraliteit en de onafhankelijkheid van het gerecht? Wat zegt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en wat vinden Belgische rechters hiervan? Professor sociaal recht Evelien Timbermont en doctoraal onderzoeker Louize Knops hielden enkele uitspraken van het EHRM onder de loep en deden een bevraging. Het hof en de rechters zijn het eens: het mag als het algemeen belang in het geding is en het moet zelfs als het gaat over de rechtstaat. 

Het recht op vrije meningsuiting is universeel, maar er zijn een paar beperkingen. Hoe zit dat voor rechters?  

Evelien Timbermont: “De vrijheid van meningsuiting is inderdaad een mensenrecht, maar zoals dat bij veel van de mensenrechten het geval is, zijn er beperkingen mogelijk, bijvoorbeeld in het kader van een arbeidsrelatie. Als je ergens aan de slag gaat, mag je je werkgever niet zitten zwartmaken op sociale media of bedrijfsgeheimen lekken. Voor rechters is dat niet anders. Zij hebben vanuit de deontologie bovendien een discretieplicht. Dat houdt in dat ze terughoudend moeten zijn in het uiten van hun mening. Een rechter moet namelijk objectief en onafhankelijk kunnen optreden en het vertrouwen van het publiek in de onafhankelijkheid van het gerecht kunnen waarborgen. Die discretieplicht hebben rechters niet alleen wanneer zij aan het werk zijn, maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld op sociale media.” 

Om het concreet te maken: veel mensen deelden de afgelopen periode op sociale media hun mening over de Amerikaanse presidentsverkiezingen en de overwinning van Trump. Wat kan een rechter daarover zeggen?  

Louize Knops: “Een puur persoonlijke opinie die het algemeen belang op geen enkele manier dient en vragen kan opwerpen over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter in toekomstige zaken, zal niet in goede aarde vallen. Maar als je je bezorgdheid zou uiten over het voortbestaan van de democratische rechtsstaat of de onafhankelijkheid van rechters in de VS, dan kan dat wel. Een post als ‘ik vind het schrijnend wie er is verkozen’ is iets anders dan wanneer je dat zou kaderen in een geopolitieke context en het hebt over de gevolgen voor Europa.” 

Louize Knops

Louize Knops

Jullie hebben een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens onder de loep genomen over cases waarin het recht op vrije meningsuiting van een rechter door een nationale rechtbank was ingeperkt. Het Hof oordeelt of die inperking al dan niet proportioneel is. Waarom hebben jullie dat gedaan? 

Evelien Timbermont: “De richtlijnen zijn soms breed interpreteerbaar. We wilden kijken of er bepaalde principes konden worden afgeleid uit die uitspraken. Of de functie van de rechter meespeelt bijvoorbeeld, of de maatregel die werd getroffen, of het platform waarop een mening werd gedeeld.” 

Is het voor het Hof anders wanneer een rechter zijn mening geeft op sociale media dan bijvoorbeeld in een opiniestuk? 

Louize Knops: “In de kern is dat niet anders. Het verschil zit in de potentiële reikwijdte van je mening. De impact die je kunt hebben op sociale media is veel groter dan met een opiniestuk dat achter een paywall zit. Maar ook de ene mening op sociale media is de andere niet. Als een rechter zijn mening deelt in een besloten Facebookgroep met collega’s is dat iets anders dan wanneer er iets wordt gepost in een groep of vanuit een account met een zeer groot bereik. Het Hof neemt die elementen mee in haar oordeel.” 

Zijn er dan veel rechters die actief (willen) zijn op sociale media? 

Evelien Timbermont: “Uit onze bevraging bij Belgische rechters blijkt dat ongeveer de helft het belangrijk vindt om hun mening te kunnen delen op sociale media en dat ze dat ook al hebben gedaan. Iets meer dan 30% daarentegen gaf aan dat ze het niet belangrijk vinden omwille van hun deontologische verplichtingen én de alternatieven die er bestaan, zoals de persrechter (een magistraat die de contacten doet met o.m. de pers, red.).” 

Louize Knops: “Maar wat interessant is: als je de uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens er op naleest, zegt het Hof dat van sommige rechters net mag worden verwacht dat ze zich uitspreken. Rechters bij de hoogste rechtscolleges hebben volgens het Hof in sommige gevallen de plicht om hun beroepsgroep te verdedigen in het belang van de rechtsstaat. Het behoort dan tot hun takenpakket zich uit te spreken en zich te mengen in politieke debatten die raken aan de fundamenten van de rechtsstaat.” 

Kun je een voorbeeld geven uit de actualiteit waar Belgische rechters dat recent hebben gedaan? 

Evelien Timbermont: “Naar aanleiding van het besluit van Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne om bepaalde rechtscolleges te gaan fuseren is er de afgelopen maanden veel reactie geweest van een aantal rechters uit arbeidsrechtbanken en -hoven. Via een open brief hebben zij geprotesteerd tegen die hervorming. Ze vinden dat arbeidsgerechten een laagdrempelige toegang tot justitie moeten waarborgen. Verschillende rechters hebben die brief verspreid via sociale media. En dat mag. Er is een consensus dat die rechters dat doen in het algemeen belang. Dan mag (en moet) je je mening kunnen delen met het publiek. Het is iets anders wanneer een rechter een mening zou delen over een hangende zaak, of over een zaak waarin de rechter zelf een uitspraak heeft gedaan. Dan wordt er terughoudendheid verwacht.” 

Gebeurt het eigenlijk vaak dat Belgische rechters worden teruggefloten na een post op sociale media? 

Louize Knops: “Ik heb daar geen cijfermateriaal over, maar wij zien dat zeer weinig gebeuren. Het hangt er ook van af wat je begrijpt onder terugfluiten. Een tuchtsanctie wordt maar zelden uitgesproken, maar mensen kunnen ook op een andere manier worden getroffen, ze kunnen bijvoorbeeld aan een andere kamer worden toegewezen. Maar of dat is gelinkt aan een uitlating op sociale media weten we niet.” 

Wat bleek er nog uit jullie bevraging van Belgische rechters? 

Evelien Timbermont: “We hebben ons gericht tot rechters van arbeidsrechtbanken en arbeidshoven, omdat zij zelf ook met dat vraagstuk worden geconfronteerd in hun rechtspraktijk. Ook zij moeten oordelen over zaken waarin een werknemer zijn mening heeft geuit op sociale media. Zij zijn daardoor vertrouwd met de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Maar uit de bevraging bleek bijvoorbeeld dat een grote meerderheid het niet eens is met het onderscheid dat het EHRM maakt naargelang van de positie die een rechter inneemt. Zij vinden niet dat hun positie binnen het rechtscollege er zou mogen toedoen. Een rechter bij een hoger rechtscollege mag of moet in hun ogen niet minder worden ingeperkt dan een rechter bij een lager rechtscollege. Daarnaast hebben we hen gevraagd of ze voldoende handvatten hebben om te kunnen inschatten of ze bepaalde uitspraken al dan niet mogen doen. Sommigen gaven aan dat zaken als discretieplicht vaag zijn en ruim geïnterpreteerd kunnen worden, maar dat ze daar geen probleem mee hebben. Anderen zouden graag meer duidelijkheid krijgen. Tegelijk zijn er ook rechters die aangeven dat ze de richtlijnen die er zijn niet consulteren.” 

Als de richtlijnen niet helemaal helder zijn, zijn rechters dan geneigd om zichzelf te veel te censureren? 

Louize Knops: “De helft van de mensen die wij bevraagd hebben, zegt dat ze niet actief zijn op sociale media. En 60% van die groep zegt dat ze niet actief zijn omwille van hun deontologische verplichtingen. Van de andere helft die wel actief is, zegt ongeveer 60% dat ze zich beperkt voelen in wat ze delen. Ik denk dus dat je wel kunt stellen dat rechters beperkingen ervaren omwille van hun discretieplicht. Terwijl, en dat zie je als je de uitspraken van het EHRM bekijkt, er ook wel mogelijkheden zijn om zich te uiten. Het kan daarom nuttig zijn om meer inzicht te krijgen in de principes die voortvloeien uit uitspraken van het EHRM. Tegelijkertijd is het niet altijd eenvoudig om hier duidelijke richtlijnen uit af te leiden; veel contextuele factoren kunnen een rol spelen bij de beoordeling.” 

Evelien Timbermont

Evelien Timbermont