De samenleving digitaliseert razendsnel. We kopen, boeken reizen en bankieren online en worden daar ook toe aangemoedigd. Wie niet mee is met die digitale trein dreigt op sommige vlakken maatschappelijk uitgesloten te worden. Dat is vooral voor ouderen een probleem, blijkt uit het Digital Ageing-onderzoek van Vrije Universiteit Brussel (VUB), Universiteit Antwerpen (UAntwerpen)en HOGENT. De resultaten werden gebundeld in het boek ‘Oud en digitaal: realiteit of utopie?’. 

Heel wat ouderen zitten vandaag op de digitale trein. Uit het onderzoek blijkt dat, waar tussen 2004 en 2009 slechts een kwart van de zestigplussers (24 procent) internetgebruiker was, het in de periode 2010-2015 al om bijna de helft (46,2 procent) ging. In de periode 2016-2021 steeg dat zelfs verder tot bijna driekwart van de zestigplussers (71,4 procent). 

Daaruit concluderen dat de oudere generatie helemaal mee is met de digitale realiteit, is toch een brug te ver. De digitaal geletterden zijn immers meestal ‘jonge ouderen’, in hoofdzaak ook mannelijk en hoger opgeleid, ze situeren zich in de hogere inkomensklasse en zijn gehuwd of samenwonend. 

Sociodemografische kloof

Volgens gegevens uit de periode 2016-2021 beschikten maar liefst vier op de tien ouderen (40,8 procent) niet over internet. Het gaat vaker om tachtigplussers, vrouwen, lager opgeleiden, ouderen met lagere maandelijkse gezinsinkomens en ouderen die niet de status ‘gehuwd’ hebben (en vooral weduwen en weduwnaars).

“Die sociodemografische kenmerken blijken gelijklopend met het al dan niet vertrouwd zijn met het internet”, legt prof. Nico De Witte (VUB/HOGENT) uit. “Zo toont het onderzoek aan dat vier op de vijf (80,1 procent) tachtigplussers die maximaal lager onderwijs genoten hebben, in de periode 2016-2021 geen internet gebruikten. Dat percentage ligt bijna drie keer hoger dan het percentage niet-gebruikers bij de totale ouderenpopulatie in diezelfde periode (28,6 procent).”

COVID: ongelijkheden zijn gebleven

Tijdens de COVID-pandemie grepen we massaal naar online-communicatie, daartoe genoodzaakt door de lockdownperiodes en restricties op het vlak van fysieke contacten. Het beeldbellen kende een enorme toename, ook bij de ouderen: bijna één op twee ouderen (47 procent) geeft aan tijdens de pandemie meer gebruik te hebben gemaakt van videochatten of beeldbellen.

“Ook die toename vertoont sociodemografische ongelijkheden”, zegt Anina Vercruyssen (UAntwerpen). “Het stijgend gebruik van beeldbellen doet zich namelijk niet bij alle ouderen in dezelfde mate voor. De sterkste toename zagen we opnieuw bij de jongste ouderen (60-69 jaar), bij vrouwen, en bij diegenen die financieel geen nadelen ondervonden van de crisis.”

Eenzaam en minder mobiel: minder internetgebruik

Een andere opmerkelijke – en paradoxale – vaststelling is dat bij minder mobiele ouderen, die zich bijvoorbeeld niet te voet, per fiets of met de wagen kunnen verplaatsen, minder internet-actieve ouderen voorkomen dan onder ouderen die meer mobiel zijn. Met andere woorden: zij die een verhoogd risico hebben om aan huis gekluisterd te zijn en baat hebben bij internetgebruik – onder meer voor sociale contacten – ​ kijken offline vanaf de zijlijn toe.

“Minder mobiele ouderen die toch toegang hebben tot het internet, beperken hun internetactiviteiten bovendien vaak tot informatie opzoeken en mailen”, weet Jorrit Campens (HOGENT/VUB). “Slechts een kleine minderheid gaat aan de slag met activiteiten zoals e-bankieren of online contacten leggen.”

Een gelijkaardige paradox zien we opduiken in de relatie tussen internetgebruik en eenzaamheid. Om eenzaamheid bij ouderen ook via digitale weg aan te pakken, is internettoegang en -gebruik een zeer belangrijk hulpmiddel. Maar onder de matig en ernstig eenzame ouderen bevinden zich meer niet-gebruikers dan onder de ouderen die geen eenzaamheid ervaren. 

Motiveren tot internetgebruik

Ongeacht de leeftijd van mensen, houdt digitale inclusie in dat men toegang, vaardigheden en ondersteuning heeft om met digitale toestellen en toepassingen om te gaan. Wat toegang betreft, moeten er betaalbare toestellen en internetabonnementen beschikbaar zijn. Het is niet altijd evident om dat met een klein pensioen te betalen. 

Als die drempel overwonnen is, hebben ouderen vaardigheden nodig om met toestellen en internet om te gaan. Familie en vrienden spelen een zeer belangrijke rol in het aanzetten en motiveren tot het gebruik van digitale toestellen, maar vaak is het toch ook nodig om een cursus of workshop te volgen bij lesgevers die goed weten hoe ze die specifieke doelgroep kunnen helpen om relevante skills onder de knie te krijgen. Want leren op latere leeftijd vergt soms een andere aanpak. Daarnaast moeten ouderen altijd kunnen terugvallen op een vorm van ondersteuning: ze moeten hulp kunnen vragen of minstens weten waar ze zelf tips kunnen gaan zoeken. 

De studie werd gefinancierd door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO).

Boekvoorstelling

Het boek ‘Oud en digitaal: realiteit of utopie?’ belicht het belang van digitale inclusie van ouderen en biedt praktijkwerkers, beleidsmakers, studenten, onderzoekers en zorgprofessionals een leidraad om aan de slag te gaan met de thema’s internetgebruik en digitale toestellen bij ouderen.