Tijdens de Olympische Spelen in Parijs werden er 1.044 medailles uitgereikt. Tien daarvan gingen naar Belgische atleten, het resultaat van vier jaar hard werken, zowel binnen als buiten de lijnen van het sportveld. Maar topsport vereist niet enkel talent en hard trainen, er zijn ook beleidsinspanningen nodig om voldoende financiële middelen te voorzien. En daar ontbreekt het aan volgens Veerle De Bosscher, professor in sportbeleid en management aan de VUB. “De ambitie van Vlaamse regering om 10% meer succes te behalen zal niet lukken zonder extra financiële inspanningen.”
In de aanloop naar de Olympische Spelen van Parijs 2024 nodigde het SPLISS -consortium landen uit om deel te nemen aan een benchmarkanalyse om de effectiviteit van financiële investeringen in topsport te evalueren. Het onderzoek richtte zich op de relatie tussen investeringen en het aantal behaalde medailles en top 8-plaatsen. SPLISS (Sports Policy factors Leading to International Sporting Success) is een wereldwijd netwerk van meer dan 60 onderzoekers en 40 beleidsmakers in 20 landen en werd mede opgericht door Veerle De Bosscher.
Presteerde België goed?
“België won in Parijs 2024 tien medailles, de beste prestatie in de afgelopen 100 jaar en voor het eerst sinds het begin van dergelijke SPLISS-berekeningen presteerde ons land niet onder de verwachtingen. We hadden 33 top 8 plaatsen, met 55% van de atleten die deelnamen.”
Waarom doen sommige andere landen het nog beter?
“40% van het succes van landen wordt bepaald door hun populatie en rijkdom. Dat is lager dan voorheen, toen was het telkens 50%. De invloed die andere factoren hebben, zoals het beleid, wordt dus groter. Het betekent dat succes maakbaar is. De keerzijde van onze tien medailles is dat België in slechts vier van de 21 sporten waaraan het deelnam ook won. Een rendement van net geen 20%. Groot-Brittannië, Canada, Japan wonnen in minstens de helft van de sporttakken waarin ze deelnamen ook medailles. In Nederland ligt het rendement op 42%. Zweden en Denemarken wonnen ongeveer even veel medailles als België (11 en 9), maar deden dit wel in 8 sporttakken.”
"Topsport inspireert en motiveert jongeren om zelf te gaan sporten. Het verbindt mensen en maakt mensen trots op hun land"
Wat is er nodig om nóg meer medailles te halen?
“Geld in de eerste plaats. En een goede structuur met ondersteuning van de topsportfederaties, topsporters en hun trainers, een goede infrastructuur en meer innovatie. Nederland bijvoorbeeld, heeft een sterk langetermijnbeleid, laat niets aan het lot over en heeft een groot adaptatievermogen. Ze proberen steeds innovatief te zijn. Groot-Brittannië spendeert immense budgetten in topsport en innovatie en maakt daarmee het verschil. Ze zijn de fase voorbij van het kopiëren van wat andere landen doen en hebben een voorsprong ten opzichte van elk ander land.”
Kunnen we met de huidige investeringen meer medailles winnen?
“Het budget van 33 miljoen in Vlaanderen en 14 miljoen in Wallonië is te beperkt als we nog beter willen presteren. Dat is 4,8 euro per inwoner. Twee biertjes per persoon zou je kunnen zeggen. Nederland bijvoorbeeld investeert 89 miljoen en won 34 medailles, Nieuw-Zeeland investeert 49 miljoen euro en won 20 medailles. De landen die een vergelijkbaar budget als België hebben, presteren gelijkaardig of minder goed dan België: Zweden (37 miljoen Euro, 11 medailles), Denemarken (35 miljoen Euro, 9 medailles) en Finland 33 miljoen Euro, 0 medailles.”
Is deelnemen niet belangrijker dan winnen?
“Voor een deel wel, want voor elke euro die in sport wordt geïnvesteerd, krijgt een Vlaming 3,56 euro terug in fysieke en mentale gezondheid, persoonlijk welzijn, sociaal kapitaal en productiviteit. Ook het belang van topsport en prestaties wordt onderschreven. Topsport inspireert en motiveert jongeren om zelf te gaan sporten. Het verbindt mensen en maakt mensen trots op hun land. Uit eerder VUB-onderzoek blijkt dat twee op drie Vlamingen aangeeft dat topsport hen gelukkig maakt. Bijna vier op vijf Vlamingen vindt dat topsporters rolmodellen zijn voor onze jongeren. 75% van de Vlamingen vindt topsportsucces belangrijk voor de internationale uitstraling van Vlaanderen.”
De Vlaamse regering, met kersverse minister voor Sport Annick De Ridder, wil een verhoging van het succes met 10% op de Spelen, WK’s en EK’s.
“Zo’n verhoging met 10% zal niet lukken zonder extra investeringen. Meer nog, de prestaties zullen dalen omdat andere landen méér investeren. Bovendien zitten de Vlaamse federaties op hun limieten, er worden hoge verwachtingen gesteld van atleten, trainers en directeurs topsport die niet realistisch zijn binnen het beperkte budget. Er is nu al veel personeelsverloop in federaties door een hoge prestatiedruk en te weinig personeel. Vlaanderen heeft veel potentieel om beter te presteren in meerdere sporttakken maar dit vraagt extra investeringen.”
Wat doe je met sporttakken die de prestatienorm niet halen, maar wel belangrijk zijn voor de Vlaming? Zoals mannenturnen of volleybal?
“Vlaanderen zit aan het maximum van wat mogelijk is binnen het topsportbudget dat er ligt. Investeringen verminderen in sporttakken die het minder goed doen, is binnen het budget soms een noodzakelijke strategie. Maar je verliest daardoor wel het toekomstig potentieel van deze sporten. Talent dat verloren gaat of topsporters die door gebrek aan ondersteuning afhaken. Bovendien is het maatschappelijk onverantwoord om niet te investeren in sporttakken die zo populair zijn in Vlaanderen en waar de federatie bovendien een goede structuur heeft. Succes hangt van meerdere factoren af, die heb je niet allemaal in de hand.”
Hoeveel meer investering is nodig?
“Een bedrag kan je er niet op plakken. Een logica is, dat als indexpunten met 10% moeten stijgen, het budget dat ook moet. Maar dat budget is al te laag en andere landen schroeven de investeringen op. Met 10 miljoen extra voor topsport zou Vlaanderen pas echt een verschil kunnen maken.”