Hoe pompen we zuurstof in ons amechtig hijgend politiek systeem? Welke hervormingen kunnen de kloof tussen burger en bestuur helpen overbruggen? Nu de verkiezingen van 9 juni en 13 oktober aan de einder opdoemen, laat VUB-professor politieke wetenschappen Dave Sinardet het achterste van zijn tong zien. “Als academicus vind ik het mijn recht en zelfs mijn plicht om voor hervormingen te pleiten."
De eindsprint naar zondag 9 juni is ingezet. De dagen van Dave Sinardet worden er alleen maar hectischer op. Het eerste deel van dit interview doet hij thuis, het tweede deel terwijl hij zich naar de metro en het treinstation rept, het derde deel op het perron van een afgeschafte trein. “Over het openbaar vervoer wil ik anders ook wel eens een boom opzetten…”
Volgende keer, beloofd! Leg eerst eens uit waarom u zich engageert voor politieke hervormingen.
Dave Sinardet: “Ik vind het belangrijk dat academici zich vanuit hun wetenschappelijke expertise mengen in debatten over hoe we de samenleving kunnen verbeteren. Dus zoals pakweg economen pleiten voor economische hervormingen, vind ik dat politicologen het recht en zelfs de plicht hebben om te pleiten voor democratische en staatkundige hervormingen. Dat doe ik al zo’n twintig jaar, via onderzoek, rapporten, hoorzittingen, interviews, lezingen, ... Het debat over de democratie wordt gemonopoliseerd door politieke partijen en aanverwanten. Ik vind het belangrijk dat er ook andere stemmen te horen zijn, die niet vanuit partijpolitieke hoek komen.”
Een bekende econoom vertelde voor de verkiezingen van 2014 dat hij blanco zou stemmen, omdat hij zijn job zo onafhankelijk mogelijk wil uitoefenen.
“Met alle respect: dat vind ik een dwaze uitspraak. Ik wil mensen in verkiezingstijd net duidelijk maken dat politiek een impact heeft op hun dagelijks leven, en dat ze daar via verkiezingen mee vorm aan kunnen geven. Voor jongeren is dat misschien een ver-van-mijn-bed-show. Mijn boodschap aan hen: als jij je niet met de politiek bemoeit, bemoeit de politiek zich wel met jou.”
“Op De Zevende Dag heb ik nog nooit een debat tussen Europese commissarissen gezien”
Op 9 juni stemmen we federaal, regionaal en Europees. Halen we de federale en regionale verkiezingen niet beter uit elkaar, zodat elk niveau op zijn eigen merites beoordeeld kan worden?
“Daar is in het kader van onze staatshervormingen al veel over gebakkeleid. Maar ik vind het een grotere prioriteit om de Europese verkiezingen apart te organiseren. Nu raken die volledig ondergesneeuwd door de federale en regionale campagnes. Terwijl het zo’n belangrijk niveau is. Het is paradoxaal: de macht van federale en regionale politici is de voorbije decennia gekrompen, maar zij kunnen meer dan ooit elk moment aangevallen worden of gevraagd worden om verantwoording af te leggen. Op Europees niveau is het omgekeerde waar: politici hebben er meer macht gekregen – wat ik een goede zaak vind – maar ze hoeven er nauwelijks verantwoording voor af te leggen. Op De Zevende Dag heb ik nog nooit een debat tussen Europese commissarissen gezien, hoogstens een debat met Vlaamse leden van het Europese parlement – mensen van de helft van een van de 27 EU-landen dus.”
Ook nu leven de Europese verkiezingen niet echt.
“De Amerikaanse verkiezingen worden tot in de kleinste details geanalyseerd, de Europese moeten het stellen met een debat op Canvas in de late uren. De media schieten te kort. Dat zorgt voor een groot informatiedeficit.”
Een democratisch deficit is er ook: in Vlaanderen en Brussel kunnen we Europees alleen op Vlaamse en Brusselse politici stemmen.
“Daarom zou ik voor een deel van de zetels in het Europees parlement een Europese kieskring invoeren, met transnationale lijsten. Dat zou een echt pan-Europees debat kunnen doen ontstaan, waardoor politici ook aangezet zouden worden om zich tegenover alle Europeanen te verantwoorden. En vanwege de grotere inzet zouden de media er waarschijnlijk ook meer aandacht aan besteden.”
Federale en regionale verkiezingen apart organiseren is voor u geen prioriteit?
“In theorie is het de logica zelve om die niveaus in een federale staat apart te beoordelen, omdat ze verschillende dingen doen. Maar we hebben het al eens geprobeerd, tussen 2003 en 2014. Toen was allesbehalve sprake van een aparte dynamiek. De verkiezingen vonden op verschillende data plaats, maar de partijen zetten telkens dezelfde boegbeelden op de lijst en de regionale en federale thema’s werden constant door elkaar gehusseld. Guy Verhofstadt was bijvoorbeeld opnieuw premier geworden na de federale verkiezingen van 2003, maar kwam in 2004 ook in de regionale verkiezingen op. De belangrijkste thema’s van die regionale verkiezingen waren bovendien de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde en het voortbestaan van de paarse regering – allebei federale materie dus. De verhoopte onderscheiden regionale en federale verkiezingsdynamiek kwam er dus niet, maar het land kwam daardoor wel nog meer in een permanente campagne terecht. De verkiezingen weer samen organiseren leek het minste van twee kwaden.”
Is die verwarring tussen niveaus typisch voor elke federale staat?
“Het probleem van het Belgisch federaal systeem is dat we, behalve PVDA, geen federale partijen meer hebben. In elke verkiezing duiken dezelfde partijen en dezelfde gezichten op. In Canada, ook een federale staat, is dat helemaal anders. Daar heb je nationale partijen die federaal opkomen en heel andere partijen die in de deelstaten meedoen, met andere kandidaten. De liberale partij van Justin Trudeau staat bijvoorbeeld los van de liberale partij die in de deelstaat Quebec opkomt. Dan krijg je uiteraard wél gescheiden verkiezingen. Bij ons gaat dat nooit lukken door de organisatie van ons partijsysteem.”
"De federale kieskring lost een democratisch deficit op, namelijk dat Vlamingen niet op Franstalige partijen kunnen stemmen en omgekeerd”
U wil niet alleen een Europese, maar ook een federale kieskring inrichten, met dezelfde lijsten in het hele land. Moet een Vlaming ook op een Waal kunnen stemmen?
“Politicologen vragen zich al lang af welke politieke instellingen en kiessystemen het beste passen bij landen die verdeeld zijn, op basis van taal, religie, cultuur, noem maar op. Er zijn twee strekkingen. De eerste strekking pleit ervoor om contacten tussen de verschillende bevolkingsgroepen te beperken en zo conflicten te vermijden. Het land moet dan geleid worden door politieke elites die elk hun eigen groep vertegenwoordigen, maar die voorzichtig en verantwoordelijk genoeg zijn om onderling akkoorden af te sluiten. ‘Prudent leaders’, noemt men die. Dit zorgt voor pacificatie. Het Belgisch federaliseringsproces is een voorbeeld van deze aanpak. Daarbij heeft men de verschillende bevolkingsgroepen steeds meer uit elkaar getrokken, terwijl politici communautaire compromissen moesten smeden. Voor veel pacificatie heeft het niet gezorgd. Eerder voor radicalisering. Niet zozeer bij de bevolking – de meeste burgers willen het land niet splitsen en van staatshervorming en autonomie liggen maar weinigen wakker – maar wel bij de politici, die door conflicten over die thema’s het wereldrecord regeringsvorming verbraken.”
Wat is het alternatief?
“Een systeem dat de politieke elites prikkels geeft om de verschillende bevolkingsgroepen te vertegenwoordigen en er bruggen tussen te bouwen. Die strekking is dominanter geworden bij politicologen en ook ik onderschrijf die. En zo komen we bij de federale kieskring die daar perfect in past: politici zouden zo gestimuleerd worden om aan beide kanten van de taalgrens steun te zoeken. Belangrijker nog is dat zo’n kieskring opnieuw een democratisch deficit oplost, namelijk dat Vlamingen niet op Franstalige partijen kunnen stemmen en omgekeerd. Als Vlaming kon je na de Zweedse coalitie bijvoorbeeld het beleid van de toenmalige premier Charles Michel niet goed- of afkeuren want zijn partij stond niet op het stembiljet. En op 9 juni kan een Waal zich niet uitspreken over het premierschap van Alexander De Croo. Dat is trouwens vervelend voor die mensen zelf, want Michel was populairder in Vlaanderen en De Croo is populairder in Wallonië.” (lacht)
Die federale kieskring klinkt als een utopie?
“Ik pleit er intussen al meer dan twee decennia voor. Met heel wat collega’s hadden we zelfs een gedetailleerd voorstel ontwikkeld. In het begin leek het inderdaad heel utopisch: we werden bekeken als wereldvreemde academici in een ivoren toren. Maar dat is nu net de rol van academici: los van de waan van de dag, van de politieke haalbaarheid en van partijpolitieke belangen ideeën ingang doen vinden in het publieke debat. En dat is ons toch enigszins gelukt: intussen hebben al veel andere intellectuelen gepleit voor een federale kieskring, is die een vast onderdeel geworden van het debat over staatshervorming en staat ze ook in verschillende partijprogramma’s. Een effectieve goedkeuring is nog veraf, maar bij onderhandelingen over een zevende staatshervorming zal het zeker opnieuw op tafel komen. Helaas gebeurt met voorstellen om verkiezingen te hervormen altijd hetzelfde: de partijen laten hun steun afhangen van de vraag of ze er al dan niet stemmen bij winnen.”
“De opkomstplicht is een manier om zoveel mogelijk mensen te betrekken”
Een andere kwestie: voor de lokale verkiezingen van 13 oktober heeft Vlaanderen de opkomstplicht afgeschaft. Goed idee?
“Ik ben eerder pro opkomstplicht. In landen zonder opkomstplicht haken vooral mensen met een lager inkomen en een kortere opleiding af. Hun stem wordt zo minder gehoord.”
In Vlaanderen zouden vooral PVDA, Vlaams Belang en Vooruit daardoor stemmen kunnen verliezen, blijkt uit onderzoek?
“En Groen en Open VLD zouden er misschien winnen. Pas op, recente studies geven een andere beeld. Het effect valt moeilijk te voorspellen omdat stemgedrag ook steeds moeilijker te voorspellen valt op basis van sociologische criteria.”
Zal het veel uitmaken? Zelfs mét de opkomstplicht blijven veel mensen thuis.
“In 2019 heeft 13 procent niet, blanco of ongeldig gestemd – de meeste daarvan zijn gewoon thuisgebleven. Al die staafjes die je na de verkiezingen in de media ziet, gaan dus eigenlijk maar over 87 procent van de bevolking. Die 13 procent geven ook een signaal, maar dat wordt meteen weg gefilterd. Zoals we onlangs met VUB-collega’s nog schreven in een rapport, is de opkomstplicht een manier om zoveel mogelijk mensen te betrekken. Het helpt natuurlijk niet als de minister van justitie vlak voor de verkiezingen zegt dat vervolging geen prioriteit is.”
Voor de Europese verkiezingen geldt vanaf nu een opkomstplicht vanaf 16 jaar. U gaat vaak op bezoek in scholen. Wat vinden die leerlingen daar zelf van?
“De reacties zijn gemengd. Sommige jongeren denken dat ze er niet genoeg van afweten om aan verkiezingen deel te nemen, andere vinden het net belangrijk dat ook hun stem wordt gehoord. Ik zou de opkomstplicht vanaf 16 jaar ook voor de andere niveaus durven invoeren. Het zou dan aan scholen, jeugdverenigingen en culturele jongerenorganisaties zijn om jongeren te informeren en warm te maken voor die verkiezingen. Hoe vroeger jongeren geprikkeld worden om over politiek na te denken, hoe groter de kans is dat ze zich ook later in hun leven betrokken voelen, zo blijkt uit onderzoek. In het beste geval krijg je burgers die levenslang begaan zijn met de democratie.”
“Zonder té dramatisch te doen: de animositeit onder politici heeft wel degelijk een impact”
U had het daarnet over voorzichtige en verantwoordelijke leiders die onderling akkoorden afsluiten. Het tv-programma Het Conclaaf toonde leiders die elkaar vaak niet kunnen luchten.
“Vroeger dacht ik dat vooral structuren het gedrag van politici stuurden – al dat gedoe over menselijke relaties en onderlinge akkefietjes vond ik eerder voer voor de pers dan voor serieuze wetenschappers. Hoe langer ik in de Wetstraat rondloop, hoe meer ik besef dat persoonlijk vertrouwen en goede relaties wel degelijk cruciaal kunnen zijn. Zonder té dramatisch te doen: die animositeit heeft wel degelijk een impact. Dat voorspelt niet veel goeds voor de regeringsvorming.”
U hebt zelf originele voorstellen gedaan om die regeringsvorming te versnellen.
“De Kamer van volksvertegenwoordigers had mij als expert uitgenodigd op een hoorzitting over dat thema. Mijn insteek is dat er meer druk moet komen als de regeringsvorming te lang aansleept. De Belgische politiek lijdt aan uitstelgedrag, en dat zeg ik als expert in beide materies. (lacht) Vandaar het idee om na zes maanden nieuwe verkiezingen te organiseren - in de hoop dat dit voor de onderhandelende partijen zo’n afschrikwekkend vooruitzicht is, dat iedereen wat meer vaart zal willen maken. Een tweede manier om de druk op te voeren is om de partijfinanciering degressief te verminderen naarmate de onderhandelingen langer overtijd gaan. Dat vonden sommige Kamerleden een beetje populistisch. Nochtans passen we met dit voorstel gewoon de logica van de degressieve werkloosheidsuitkeringen toe waarover toch politieke consensus is: werklozen worden financieel gestraft als ze niet snel genoeg weer werk vinden omdat we dat als hun plicht zien. Wel, het is ook de plicht van partijen om binnen redelijke termijn het land te besturen.”
Wellicht is er soms wat tijd nodig om een sterk akkoord te sluiten?
“Tijdens de regeringsvorming van 2020 gingen 15 maanden verloren aan strategische spelletjes. Het regeerakkoord is uiteindelijk op hoogstens een paar weken tijd geschreven. Een van de langste regeringsvormingen had één van de vaagste regeerakkoorden gebaard. Daarin werd onder andere een fiscale hervorming afgesproken. Hoe of wat precies? Dat stond niet op papier, en het is er dan ook niet van gekomen. Had men die 15 maanden maar gebruikt om alles inhoudelijk goed uit te werken…”
Waarom Dave Sinardet gelooft in deliberatieve democratie
Verkiezingen zijn een speerpunt van de democratie, maar Dave Sinardet wil burgers ook op andere manieren een stem in het kapittel geven. Via G1000 bijvoorbeeld. In 2010 hield een handjevol experts dit platform voor democratische innovatie boven de doopvont, aan de keukentafel van auteur David Van Reybrouck. G1000 ontwikkelt nieuwe vormen van burgerparticipatie, met behulp van burgerpanels. Daarin werken gelote burgers samen politieke ideeën uit, ongehinderd door partijdruk of electorale overwegingen. Dave Sinardet is medestichter en een fan van dergelijke burgerparticipatie, al waarschuwt hij ook dat men het volgens de regels van de kunst moet uitvoeren en duidelijk moet zijn over wat er met de input van de burgers zal gebeuren.
Dave Sinardet: “In academisch jargon hebben we het over deliberatieve democratie. Dat kan een oplossing zijn voor dossiers die politiek geblokkeerd zitten. In Ierland heeft zo’n initiatief geleid tot een referendum dat het recht op abortus en het homohuwelijk goedkeurde. En in IJsland heeft men zo de grondwet herschreven. Even vaak lukt het niet. Vorig jaar zat ik zelf in het wetenschappelijk begeleidingscomité van ‘We need to talk’, een initiatief dat de Belgische partijfinanciering moest hervormen. Dat leverde interessante denkpistes en een mooi rapport op, maar voorlopig heeft de politiek daar nog niets mee gedaan. Het heeft echter wel het debat gevoed en houdt de druk op de ketel.”