In welke mate kunnen media je misleiden en je in een informatieve bubbel gijzelen? En wat is de impact van algoritmes op wat we online te zien krijgen? Een verhelderend gesprek met Ike Picone, professor Media en Journalistiek aan VUB. ‘In het toekomstige, informatieve landschap zal er meer dan ooit een rol zijn weggelegd voor journalistieke media.’
Hoe neutraal is het nieuws, offline en online, anno 2024?
Ike Picone: “Het nieuws is nooit helemaal objectief geweest. Ook toen er enkele decennia geleden maar enkele kranten bestonden en er occasioneel wat nieuws op tv kwam, was de berichtgeving gekleurd. Ik zou zelfs durven stellen dat je vandaag, door de grotere diversiteit in het aanbod, neutraler nieuws krijgt dan pakweg veertig jaar geleden, net na WOII. Wat niet wegneemt dat we ons blijvend moeten afvragen of de media neutraal genoeg zijn en of die neutrale positie niet onder druk komt te staan door bv. nieuwe technologieën en verschuivingen in de samenleving.”
Zorgen net die nieuwe technologieën en hun onderliggende algoritmes er niet voor dat we makkelijk in een informatiebubbel belanden?
“Dat is een terechte bezorgdheid. De grote bedrijven achter de sociale en digitale media hebben op een bepaald moment een oplossing moeten zoeken om die grote stroom aan informatie behapbaar te maken. Ze hebben algoritmes ontwikkeld die een selectie maken in die informatie, op basis van de voorkeur van mensen. Op zich is dat een interessante technologie. Tegelijk rijst de vraag: op basis van welke principes gebeurt die filtering? En dan stel je vast dat één van de belangrijkste criteria is om mensen zo lang mogelijk aan hun scherm gekluisterd te houden. Met als doel om de reclame-inkomsten te verzekeren. Deze werkwijze is in talrijke studies, documentaires en zelfs films als The Social Network, onder de loep genomen en heeft ook wel wat alarmbellen doen afgaan. Het gsm-verbod op scholen is bijvoorbeeld een rechtstreekse uitloper van dat debat. Kijken we naar de inhoud in die zogenaamde ‘rabbit holes’, dan hebben studies aangetoond dat er op sociale media filterbubbels kunnen ontstaan, maar dat dat éne kanaal vaak maar een deeltje is van een breder nieuwsdieet dat de mensen hanteren. Zonder daarbij te vergeten dat voor heel wat mensen die sociale media de eerste en belangrijkste plek zijn om nieuws te raadplegen, en ze voor sommigen zelfs de enige nieuwsbron zijn.”
“Dat sterke journalistieke merken zullen blijven bestaan, daar ben ik vrij zeker van”
En dus kunnen we zelf de informatiebubbel doorprikken?
“Het is in elk geval een genuanceerd verhaal. We leven in een crossmediaal landschap en gebruiken meerdere media per dag. Je kan bv. op Instagram zitten en toch nog VRT NWS volgen. Je kan TikTok raadplegen en daar toch inhoud van HLN tegenkomen. Ik herinner me een student die me ooit vroeg: Waarom zou ik een abonnement op één krant nemen, terwijl ik op Instagram alle kranten kan volgen? Er zijn studies in Engeland geweest die aantonen dat Facebook-gebruikers aan meer nieuwsmerken worden blootgesteld dan mensen die geen Facebook gebruiken. Wat niet wegneemt dat we kritisch moeten zijn én blijven ten opzichte van sociale media en hun algoritmes die erop gericht zijn om de kijktijd van hun gebruikers te maximaliseren. Ze doen dat bij voorkeur door gelijkaardige content aan te bieden als wat er al bekeken en geliked werd. In dat opzicht is het interessant om te kijken naar experimenten van een aantal publieke omroepen die zich afvragen of hun algoritmes niet gericht moeten zijn op het aanbieden van een divers aanbod bestaand uit verschillende kanalen en geluiden. Nét omdat de publieke opdracht er één is om een diversiteit aan meningen te geven. Een interessante denkpiste...”
Is kritisch zijn voldoende of moeten de hightech-bedrijven nog meer aan banden worden gelegd?
“We hebben die sociale-mediabedrijven jarenlang weinig of niets in de weg gelegd om te groeien. Omdat het idee leefde dat het bedrijven waren die als voornaamste doel hadden om mensen samen te brengen, debatten te stimuleren,... Pas nadien is duidelijk geworden dat ze vooral veel geld willen verdienen én een dominante positie claimen. In Europa probeert nu via bv. De Digital Service Act grip te krijgen op die platformen, door hen een legaal statuut te geven mét bijhorende verantwoordelijkheid. In de Verenigde Staten gaan er zelfs stemmen op die vinden dat het gevaarlijk is dat Facebook, Whatsapp en Instagram één eigenaar hebben en willen dat die uit elkaar worden gehaald. Het zijn signalen dat de beleidsmakers wereldwijd stilaan beseffen dat er maatregelen nodig zijn om het monopolie van die bedrijven te doorbreken.”
Heeft u nog advies om zo gevarieerd mogelijk geïnformeerd te blijven?
“Zo’n nieuwsdieet-op-maat – de media die jij kiest om te consulteren - lijkt me een goede richtlijn. Net als bij de voedingsdriehoek weet je dat je beter af en toe ook een wortel eet, en niet elke dag frieten. Hetzelfde geldt voor zo’n nieuwsdieet. Voor de ene zal dat zwaar politiek getint zijn, voor de andere eerder light entertainend of zelfs niche. Wat je dieet ook is, het is gezond om gevarieerd te consumeren en verschillende stemmen of bronnen te raadplegen. Stel, je gebruikt als jongere je sociale media om op de hoogte te blijven van je favoriete muziekgroep, probeer dan ook de reflex te hebben om een ‘follow’ te geven aan een bekend journalist of politicus. Of stel, je volgt een politieke partij op de voet, waarom dan ook niet eens de social media van een partij raadplegen die je minder leuk vindt? In afwachting dat de algoritmes diverser worden, kunnen we als burger zélf die verantwoordelijkheid nemen om ons nieuwsdieet diverser te maken. Je hebt echt zelf veel meer in handen dan je denkt.”
En wat met de aantrekkingskracht van de dopaminekicks?
“Ook dan is het belangrijk om af en toe afstand te nemen van die continue prikkeling, om af en toe je gsm opzij te leggen, om af en toe een heel artikel te lezen in plaats van enkel de highlights. Mensen hoeven zich niet machteloos te voelen. Alleen toch nog even benadrukken dat die verantwoordelijkheid niet alleen bij ons ligt. Ook de sociale-media-bedrijven moeten die nog meer nemen. In Europa moeten ze al bijhouden wanneer ze modereren, wanneer ze bepaalde content verwijderen,... De commissie, maar ook journalisten en burgers kunnen die informatie opvragen. Er is een evolutie, richting meer transparantie, maar er is zeker nog werk aan de winkel.”
‘Wat Facebook nog niet heeft moeten doen, is haar algoritmes aanpassen om diverser te zijn’
Hoe gaan we om met fake news, desinformatie in de diverse media?
“Mijn korte antwoord en advies is: neem een abonnement op een krant. (glimlacht) Ik blijf toch denken: terwijl politieke campagnes, reclame, spin, zaken zijn die al decennia worden gebruikt in een poging om mensen te overtuigen van iets, staat daar daartegenover even lang de journalistiek, in zijn meer betrouwbare vorm. Een groep die er zich op beroept om dingen te checken en te dubbelchecken. Neem je afstand van al die sociale media en je leest of bekijkt enkele traditionele media, dan heb je al een grote check op de actualiteit. De meeste mensen beseffen dat. Maar er is ook een kleine, luide groep die ‘het nieuws’ niet meer vertrouwt, die vaak afgescheiden is van de bredere, publieke sfeer en die zijn eigen koers vaart. Die moeten we blijven opvolgen, maar tegelijk moeten we morele paniek vermijden. Uit de geschiedenis van communicatietechnieken weten we dat het niet de eerste keer zou zijn dat er paniek uitbreekt bij de opkomst van een nieuwe technologie. Bovendien zorgt die paniek ervoor dat we niet naar de kern van het probleem kijken. Want hoe meer je focust op fake news, hoe minder je focust op het feit dat dat algoritme zo verstorend is. Facebook heeft tot de dag van vandaag al heel wat acties moeten ondernemen – van het monitoren van content tot het weghalen van ‘unauthentic behaviour’ -, maar wat ze nog niet heeft moeten doen, is haar algoritmes aanpassen om diverser te zijn. Kortom: aan de kern van het probleem is nog niet geraakt.”
Hoe zie je die diversiteit in de media in de toekomst evolueren?
De crossmediale gebruiker is er één om te blijven. Mensen hebben een uiteenlopend arsenaal om nieuws te vergaren, dat ze, zo denk ik, nog meer gaan kunnen personaliseren. ‘Voor die info volg ik een influencer, voor die info de fanclub, voor die info mijn whatsapp-groep met de buren, dat lees ik graag in de krant...’: voor elk soort van informatie zal je een aangepast kanaal hebben, naargelang je voorkeuren en wensen. Daarbinnen staat de journalistiek wel voor een uitdaging. Zolang er aan de sociale media niet wordt getornd, zal hun businessmodel onder druk blijven staan. Het aantal mensen dat bereid is om te betalen voor online nieuws stagneert. In het huidige bestel zullen we het op termijn met minder merken moeten doen, denk ik. Maar dat sterke journalistieke merken zullen blijven bestaan, daar ben ik vrij zeker van. In mijn glazen bol durf ik hopen dat hoe meer die online wereld gaat lijken op the wild west, hoe meer mensen bereid zullen zijn om te betalen voor journalistieke media die een bepaalde deontologische code volgen, of ze toch minstens raadplegen wanneer we er als maatschappij via publieke middelen voor betalen. Normaal gezien zal er meer dan ooit een rol zijn weggelegd voor journalistieke media in het toekomstige, informatieve landschap.”
Ike Picone
Ike Picone is professor media en journalistiek aan de VUB. Hij maakt deel uit van het internationale team dat werkt aan het jaarlijkse Digital News Report van het Reuters Institute for the Study of Journalism aan de Universiteit van Oxford en leidt het Vlaams Kenniscentrum Mediaonderzoek.