Onderzoek van Rachèl Spros (VUB-onderzoeksgroep Archaeology, Environmental Changes & Geo-Chemistry - AMGC) op de historische begraafplaats rond de Sint-Niklaaskerk in Ieper werpt nieuw licht op de mobiliteit van de rijkere Ieperse bovenlaag van de stadsbevolking in de periode van de vroege 13de tot midden 14de eeuw. Uit de studie van tientallen skeletstalen blijkt dat de Ieperlingen nogal honkvast waren, maar ze anderzijds voor hun voedselbevoorrading afhankelijk waren van producenten die op respectabele afstand woonden.
Ieper was in die tijd een van de belangrijkste Europese steden ten noorden van de Alpen en de derde grootste stad in de Lage Landen. De rijkdom van de stad kwam er dankzij de omvangrijke lakenindustrie. “De Sint-Niklaasparochie lag binnen de stadsmuren”, zegt Rachèl Spros. “Op de begraafplaats liggen vooral mensen uit de hogere middenklasse. De meerderheid van de individuen uit de Sint-Niklaasparochie werd in de stad geboren. 17% van de populatie vertoonde tekenen van mobiliteit, een percentage dat evenredig verdeeld is tussen mannen en vrouwen. De data tonen zowel mobiliteit richting de stad als ervandaan. Het is heel opmerkelijk dat, ondanks het tanende economische succes van de lakenindustrie, ondanks misoogsten, en zelfs ondanks de runderpest die toen rondwaarde, in de populatie daarvan weinig tot geen sporen te vinden zijn. De stad heeft blijkbaar middelen ontwikkeld om haar bevolking te voeden.”
Spros onderzocht data uit 150 skeletten die ze ad random uitkoos maar die wel allemaal binnen de juiste periode begraven waren. Ze onderwierp elk van die stalen aan een isotopenanalyse. “De aanwezigheid van die isotopen vertelt ons veel over de manier van leven in die tijd”, aldus Spros. “Koolstof-isotopen geven info over het dieet, vooral over de mix van koolhydraten, vetten en proteïnen in de voeding. De stikstof zegt veel over de eiwitten in het dieet en de zuurstof geeft een beeld over de mobiliteit van de bevolking, vooral dan via het drinkwater. De strontium-isotopen tot slot geven een beeld van de herkomst van de plantaardige voeding van de Ieperlingen uit de 13de en 14de eeuw en geeft ook aanwijzingen over waar ze mogelijk buiten Ieper nog zoal hebben geleefd. We zien dat zij die in de kerk zelf begraven lagen, een aanzienlijk rijker proteïnendieet hadden dan mensen die in de rand van het kerkhof waren bijgezet en dat het dieet van de mannen eiwitrijker was dan dat van de vrouwen.”
Uit de analyses bleek voorts dat de lokale productie van voedsel bijlange niet volstond om de 40.000 inwoners van de stad te voeden. “Er was heel veel import van voeding, deels langs de rivier de Ieperlee, die door de stad stroomt, deels over land. In het begin van de 13de eeuw kwamen graanproducten en groenten voornamelijk uit Noord-Frankrijk, vooral uit Picardië en Artesië, toch al honderd kilometer verderop. Vanaf het midden van de 13de eeuw wordt het minder duidelijk waar granen en groenten vandaan kwamen. Misschien uit Vlaanderen, eventueel zelfs uit de gebieden rond de Baltische Zee.”
Toen de economie in Ieper stilaan in verval raakte, namen steden als Brugge en Gent het over. “Het zou interessant zijn om daar ook dezelfde oefening te doen”, besluit Spros. Ze verdedigde recent haar doctoraat met als titel: Down the Ypres rabbit-hole: a multi-isotope analysis of a medieval urban population. Ze behaalde daarmee met succes de graad van Doctor in de Interdisciplinaire Studies.
Meer info:
Rachèl Spros: +31 6 30 50 93 48