Steeds meer eerste-generatiestudenten beginnen aan een studie in het hoger onderwijs. VUB-postdoctoraal onderzoeker Dr. Gil Keppens onderzocht wat pioniersstudenten drijft in hun keuze voor hoger onderwijs. “Voor pioniersstudenten en studenten met een migratieachtergrond, is een rolmodel zijn een belangrijk motief dat relevant is voor hun studiekeuze en onderwijsresultaten”, zegt Keppens.
Er is een grote consensus onder eerstejaarsstudenten dat zelfontplooiing een belangrijke reden is om aan de universiteit te gaan studeren. “Naast het belang van zelfontplooiing, tonen onze resultaten systematische verschillen met betrekking tot twee extrinsieke motieven”, zegt postdoctoraal onderzoeker Dr. Gil Keppens. “We onderzochten drie mogelijke motieven: economische motieven, zelfontplooiing en investeren in de eigen gemeenschap. Pioniersstudenten focussen meer dan generatiestudenten op het economische motief en het gemeenschapselement, namelijk de motivatie om een rolmodel te worden voor de eigen gemeenschap. Dit kan voor een groot deel verklaard worden doordat veel pioniersstudenten ook studenten met een migratieachtergrond zijn. Volgens onze resultaten kan ook de keuze voor economisch interessantere studierichtingen worden verklaard door de migratieachtergrond van de studenten.” Studenten met een migratieachtergrond kiezen vaker voor een van de economisch interessantere studierichtingen dan studenten zonder migrantenachtergrond. Bovendien zijn mannen meer geneigd om een economisch interessantere studierichting te kiezen dan vrouwen.
Veel studenten uit etnische minderheden geloven in de instrumentele waarde van onderwijs voor succes in de maatschappij. “Onze resultaten geven aan dat het economische aspect samenhangt met de wens een rolmodel te zijn”, zegt Keppens. Pioniersstudenten die een rolmodel willen zijn in hun gemeenschap zullen volgens de studie voor economisch interessantere studierichtingen kiezen. Generatiestudenten zullen net voor economisch minder lonende studierichtingen gaan wanneer ze een rolmodel willen zijn in hun gemeenschap. “De motivatie om een rolmodel te worden berust bij pioniersstudenten op het expliciete besef van de stereotypen en moeilijkheden waarmee mensen 'zoals zij', vrienden en familie, geconfronteerd worden bij de toegang tot en het succes in het hoger onderwijs. Hoewel dit bewustzijn als een motiverende factor kan werken, toont kwalitatief onderzoek aan dat het ook leidt tot gevoelens van spanning, ambivalentie, vervreemding en uiteindelijk frustratie.”
Pioniersstudenten komen uit gezinnen waar geen van de ouders een bachelor- of masterdiploma heeft behaald. De studie van Keppens en zijn collega’s onderzocht hoe de ervaringen van pioniersstudenten verschillen van generatiestudenten, studenten met minstens een ouder met een diploma hoger onderwijs. ​ “Er waren al studies die stelden dat pioniersstudenten meer geneigd zijn om economisch meer lonende studierichtingen te kiezen, zoals bedrijfseconomie en minder voor de kunsten en humane wetenschappen te kiezen”, zegt Keppens. “Wij wouden dieper ingaan op de mogelijke verschillen in motivatie tussen pioniersstudenten en generatiestudenten. Waarom beginnen studenten aan hogere studies en speelt er een verschil tussen de twee groepen?” 2338 eerstejaarsstudenten werden aan het begin van hun eerste academische jaar aan de universiteit bevraagd over hun motieven om universitair onderwijs te volgen. “We bestudeerden drie mogelijke motieven: economische motieven, zelfontplooiing en investeren in de eigen gemeenschap. Daarnaast bekeken we ook hoe deze motieven gelinkt konden worden aan de studiekeuze.” Het onderzoek vond plaats binnen een project van Steunpunt Hoger Onderwijs en werd uitgevoerd door Dr. Gil Keppens, Dr. Simon Boone, Prof. Els Consuegra , Dr. Ilse Laurijssen, prof. Bram Spruyt en prof. Filip Van Droogenbroeck.