Rudolf Schönberg werd geboren in Vorst in 1901 en kwam uit een familie van Nederlands-Duits Joodse verzekeraars. Hij was tekenaar en graficus, en een gepassioneerd zeiler. Hij woonde in Brussel, maar bracht zijn vakanties door in Veere, Nederland, om te zeilen.

In Veere ontmoette hij zijn latere vrouw, Rie Goethals. Zij trouwden in 1937. Samen speelden zij een belangrijke rol in het Belgische verzet.

Rudolf was een overtuigd communist. Al voor de oorlog uitbrak, ageerde hij sterk tegen het fascisme. Samen met zijn vrouw Rie bood hij onderdak aan op de vlucht geslagen Duitse communisten. Later boden zij ook onderdak aan socialisten en Joden die illegaal de Belgische grens waren overgestoken. De boekverbrandingen raakten hem diep. Hij bestelde alle verboden boeken en zijn huis fungeerde als een ware bibliotheek.

Rie en Rudolf waren aangesloten bij de Kommunistische Partij van België (KPB). In 1940 vroeg de partij hen alle verboden documenten te verwijderen, waarna ze deze onder de vloerplanken verstopten. In hun huis kwamen socialisten, communisten, partizanen en intellectuelen samen om te vergaderen over de oprichting van het Onafhankelijkheidsfront, de verzetsbeweging die uitgroeide tot een van de grootste Belgische verzetsgroepen.

De betrokkenheid van het koppel bestond voornamelijk uit het opvangen van Duitse opposanten, maar Rudolfs clandestiene activiteiten namen toe naarmate de oorlog vorderde. Hij werkte mee aan het clandestien blad Temps Nouveaux, dat diende om intellectuelen mobiliseren en voor het eerst verscheen in november 1940.

Na operatie Barbarossa in juni 1941, toen Duitsland de Sovjet-Unie binnenviel, dook Rudolf als communist een tijd onder bij een assistent natuurwetenschappen van de ULB. Hij keerde uiteindelijk terug naar Rie, maar toen hij in april 1942 vernam dat zijn vrouw was opgepakt, dook hij voor de tweede keer onder. Hoewel hij er intussen op hem gejaagd werd door de Gestapo, intensiveerde hij zijn verzetsdaden. Vanuit zijn schuilplaats bleef hij bijdragen aan de  Temps Nouveaux. Hij zette zijn emoties en angsten over de arrestatie van zijn vrouw om in fellere acties tegen de Duitse bezetters en collaborateurs. Als lid van de Gewapende Partizanen, de gewapende arm van het Onafhankelijkheidsfront, nam hij deel aan verschillende bomaanslagen, sabotageacties en rekruteerde nieuwe verzetsleden.

Na maanden zoeken kon de Gestapo hem op 13 mei 1944 onderscheppen. Hij werd gearresteerd door acht agenten. Rudolf gebruikte toen de schuilnaam Maurice Etienne Thonard, maar ook zijn echte naam was bekend bij de bezetter. Hij werd naar de kelders van de Louizalaan 347 gebracht en zwaar gefolterd. Net als zijn vrouw zweeg hij.

Hoe Rudolf is gestorven of wat er met hem gebeurde na die folteringen, blijft onduidelijk. Hoe dan ook werd hij door de nazi’s vermoord, gefusilleerd, opgehangen of doodgemarteld. Hij werd begraven op de Nationale Schietbaan van Schaarbeek in burgerkledij en teruggevonden in 1946. Rie, die Ravensbrück overleefde, identificeerde hem. 

Rie zette zich in om de  verzetsdaden van Rudolf door de overheid te laten erkennen. Hij werd postuum erkend als politiek gevangene en kreeg verschillende eretekens met de vermelding ‘Gedood als held in de strijd voor de vrijheid’. Ter hoogte van hun woning in de Boomkwekerijstraat in Brussel werd een struikelsteen op zijn naam ingemetseld.

 

Meer lezen:  

Henri Heimans & Dirk Verhofstadt, KZ syndroom. Een litteken dat nooit verdwijnt, Antwerpen: Uitgeverij Houtekiet, 2024.

ENGLISH TRANSLATION

Rudolf Schönberg

Rudolf Schönberg was born in Vorst in 1901, to a Dutch-German Jewish family of insurance brokers. He was an artist and draughtsman, and a passionate sailor. He lived in Brussels but took his holidays in Veere, the Netherlands, where he could sail. Veere was where he met his future wife, Rie Goethals. They married in 1937 and together played an important role in the Belgian resistance. 

Rudolf was a committed communist. Even before war broke out, he campaigned against fascism. He and Rie offered shelter to fleeing German communists and later housed socialists and Jews who had illegally crossed the Belgian border. Book burnings affected him deeply. He ordered copies of all the banned books and his house acted as a veritable library.

The couple were members of the Communist Party of Belgium. In 1940, the party asked them to get rid of all banned documents, so they hid them under the floorboards. Socialists, communists, partisans and intellectuals met at their home to discuss the creation of the Independence Front, the movement that grew into Belgium’s largest resistance group.

Their involvement in the movement consisted mainly of sheltering German opponents, but Rudolf’s clandestine activities increased as the war progressed. He worked on the underground magazine Temps Nouveaux, which first appeared in November 1940 and aimed to mobilise intellectuals.

After Operation Barbarossa in June 1941, when Germany invaded the Soviet Union, Rudolf went into hiding for a time. He eventually returned to Rie, but when he learned in April 1942 that she had been arrested, he went into hiding for a second time. Although he was being hunted by the Gestapo, he intensified his acts of resistance. 

From his hiding place, he continued to contribute to Temps Nouveaux. He turned his emotions and fears about his wife’s arrest into stronger actions against the German occupiers and collaborators. As a member of the Armed Partisans, the armed branch of the Independence Front, he took part in several bombings and sabotage actions and recruited new resistance members.

After months of searching, the Gestapo intercepted him on 13 May 1944. He was arrested by eight agents. He had been going by the pseudonym Maurice Etienne Thonard, but his real name was known to the occupying forces. He was taken to the cellars of 347 Avenue Louise and tortured. Like his wife, he remained silent.

How Rudolf died or what happened to him after that remains unclear. Either way, he was murdered, shot, hanged or tortured to death by the Nazis. He was buried at the National Shooting Range in Schaarbeek in civilian clothes and his body recovered in 1946. Rie, who survived Ravensbrück concentration camp, identified him. 

Rie campaigned to have Rudolf’s acts of resistance recognised by the government. He was posthumously recognised as a political prisoner and given several medals of honour with the inscription “Killed as a hero in the fight for freedom”. A memorial stone was laid in their honour outside their home in Boomkwekerijstraat in Brussels.

 

Read more

Henri Heimans & Dirk Verhofstadt, KZ syndroom. Een litteken dat nooit verdwijnt, Antwerpen: Uitgeverij Houtekiet, 2024.